33854 |
achteruittrappen |
slaan:
slǭn (L318b Tungelroy)
|
Met één of beide achterpoten achterwaarts trappen. [JG 1a; N 8, 70a en 72]
I-9
|
34584 |
achterwand |
achterschot:
axtǝršot (L318b Tungelroy)
|
De afneembare achterplank van de kar of wagen. Deze plank werd tussen de twee zijwanden geschoven om de laadruimte af te sluiten en kon tijdens het lossen weggenomen worden. Voor de betekenisontwikkelingen van de verschillende woordtypes, zie de toelichting bij het lemma voorwand. Op de kaart zijn voor Belgisch Limburg alleen de gegevens uit de mondelinge enquête opgenomen. [N 17, 30a + 36 + 48; N G, 61c; JG 1a; JG 1b; JG 2b; JG 2c; A 26, 1a; Lu 4, 1a; L 33, 4; L 40, 56; monogr.]
I-13
|
17650 |
achterwerk |
vot:
vòt (L318b Tungelroy)
|
deel van het lichaam waar de bovenbenen tezamen komen [mik, fliermik] [N 10 (1961)]
III-1-1
|
30101 |
achterwerkers |
achterwerkers:
axtǝrwęrǝkǝrs (L318b Tungelroy
[(tweede soort)]
),
binnenwerkers:
benǝwęrǝkǝrs (L318b Tungelroy
[(tweede soort)]
)
|
Metselstenen voor de binnenste spouwmuur. Volgens de invuller uit L 210 werden de binnenmuren van een goedkopere en zachtere steen opgetrokken. Ze werden na het metselen met een troffel met specie bestreken en met een natte handveger glad gestreken. Het opmetselen van de binnenmuur werd in L 289 en L 289b 'binnenwerk' ('benǝwęrǝk') of 'achterwerk' ('axtǝrwęrǝk') genoemd. Zie voor het woordtype 'boerengrauw' ook het lemma 'Metselsteenkwaliteit' in wld ii.8, pag. 72. [N 31, 35g; monogr.]
II-9
|
21139 |
achterwiel van een fiets |
achterrad:
achterraad (L318b Tungelroy, ...
L318b Tungelroy)
|
het achterwiel van een fiets [riks] [N 90 (1982)]
III-3-1
|
17630 |
adamsappel |
adamsappel:
aadamsappel (L318b Tungelroy),
keelsknop:
kéélsknoup (L318b Tungelroy)
|
adamsappel [N 10 (1961)]
III-1-1
|
24774 |
adelaarsvaren |
adelaarsvaren:
ook: bosvaren
adelaarsvaren (L318b Tungelroy, ...
L318b Tungelroy),
bosvaren:
ook: adelaarsvaren
bosvaren (L318b Tungelroy, ...
L318b Tungelroy),
grote reinvaart:
-
groete reinvaart (L318b Tungelroy, ...
L318b Tungelroy),
reinvaart:
reinvaart (L318b Tungelroy)
|
adelaarsvaren [DC 60a (1985)] || Adelaarsvaren, (pteridium aquilinum). Grote, forse varenplant met een dikke, zwarte, diep in de grond kruipende wortelstok, waarin van afstand tot afstand sterk samengestelde veren rijzen, die op gunstige groeiplaatsen wel meer dan 2 m hoog kunnen worden. [N 92 (1982)]
III-4-3
|
17781 |
adem |
adem:
oâm (L318b Tungelroy)
|
adem
III-1-1
|
17685 |
ademen |
ademen:
òòme (L318b Tungelroy),
ademhalen:
aom hale (L318b Tungelroy),
òòm hale (L318b Tungelroy)
|
ademen [N 10a (1961)]
III-1-1
|
17682 |
ader |
ader:
aor (L318b Tungelroy, ...
L318b Tungelroy),
oar (L318b Tungelroy)
|
ader [N 10a (1961)]
III-1-1
|