e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Tungelroy

Overzicht

Gevonden: 6382
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
doek doek: dook (Tungelroy, ... ), hé vreef z⁄n sjoon mét eine dook (Tungelroy) doek || doek, stof, linnen || Doek. Hij wreef z’n schoenen op met ’n doek. [DC 35 (1963)] III-1-3
doel goal (eng.): gool (Tungelroy) Het doel. [DC 49 (1974)] III-3-2
doel bij verstoppertje spelen stok: stok (Tungelroy) Buut. III-3-2
doel bij verstoppertje spelen add. winnen: winne (Tungelroy) Het doel bij het verstoppertje spelen [buut]. [N 88 (1982)] III-3-2
doelloos friemelen handvollen: haffele (Tungelroy), hâmpele (Tungelroy) haffelen: Doelloos met de handen spelen (haffelen, krawietelen). [N 84 (1981)] || met de handen bezig zijn III-1-2
doelman keeper (eng.): kieper (Tungelroy) Doelverdediger. [DC 49 (1974)] III-3-2
doelpunt goal (eng.): gool (Tungelroy) Doelpunt. [DC 49 (1974)] III-3-2
dof, gedempt van geluid dof: douf (Tungelroy), dŏf (Tungelroy) niet helder, gedempt, gezegd van een geluid [grof, dof, hol, schor] [N 91 (1982)] III-4-4
doffer, mannelijke duif doffer: doffer (Tungelroy), dŏffer (Tungelroy) een mannelijke duif (doffer, kebber, kipper, horen, duivcer) [N 83 (1981)] III-4-1
dokter dokter: dokter (Tungelroy) arts III-1-2