18153 |
dokteren |
dokteren:
doktere (L318b Tungelroy),
Betekent ook onder behandeling zijn.
doktere (L318b Tungelroy)
|
dokteren: De geneeskunde beoefenen (meesteren, dokteren). [N 84 (1981)]
III-1-2
|
24862 |
dolle kervel |
dronker:
dronker (L318b Tungelroy),
kervel:
kęrvǝl (L318b Tungelroy),
-
kervel (L318b Tungelroy, ...
L318b Tungelroy)
|
Chaerophyllum temulum L. Een vrij algemeen voorkomend -naar men aanneemt: giftig- onkruid aan bosranden, akkerkanten en beschaduwde wegbermen met een behaarde, roodgevlekte stengel, witte bloempjes in schermen en veervormig, ingesneden donkergroen blad. Het bloeit van mei tot juli en de lente varieert van 60 tot 120 cm. [A 60A, 16; L 1, a-m; L 6, 35; L 15, 8; S 7; monogr.] || dolle kervel (Chaerophyllum temulum L.) [DC 60a (1985)] || Scheerling, dolle kervel (chaerophyllum temulum 30 tot 120 cm groot. De stengels zijn aan de knopen verdikt en meestal rood gevlekt; de bladeren zijn dubbel geveerd, behaard, en de omwindseltjes hebben gewimperde blaadjes; de bloemen zijn wit; de vrucht [N 92 (1982)]
I-5, III-4-3
|
18983 |
dom |
lomp:
loomp (L318b Tungelroy),
lōmp (L318b Tungelroy),
stom:
stŏm (L318b Tungelroy),
stòm (L318b Tungelroy)
|
dom, stom || niet gemakkelijk denkend, beperkt van verstand, dom [dom, stom, lomp] [N 85 (1981)]
III-1-4
|
22409 |
domino |
domino:
dominee (L318b Tungelroy),
domino (L318b Tungelroy)
|
Het spel met 28 stenen die op één zijde met ogen of een punt gemerkt zijn (van dubbel blank tot dubbel zes) die tegen elkaar gelegd m oeten worden zó dat telkens gelijke ogen aan elkaar sluiten en waarbij iedere speler probeert domino te worden, d.w.z. zi [N 88 (1982)]
III-3-2
|
18799 |
domme man |
ezel:
ezel (L318b Tungelroy),
lomperik:
lomperik (L318b Tungelroy)
|
een dom persoon [domoor, dommerik, dotskop] [N 85 (1981)]
III-1-4
|
18800 |
domme vrouw |
dulles:
dölles (L318b Tungelroy),
dutsel:
dutsel (L318b Tungelroy),
dutseltje:
dutselke (L318b Tungelroy)
|
een dommme vrouw [lut, kul, dulleke] [N 85 (1981)]
III-1-4
|
17908 |
dompelen |
dompelen:
dompele (L318b Tungelroy),
doompele (L318b Tungelroy, ...
L318b Tungelroy),
dopen:
duipe (L318b Tungelroy),
doppen:
duipe (L318b Tungelroy),
soppen:
soppe (L318b Tungelroy, ...
L318b Tungelroy)
|
Dompelen: geheel doen onder gaan in een vloeistof (dompelen, duwen, soppen, onderduwen). [N 84 (1981)] || in een vloeistof dompelen [dopen, doppen, dompelen] [N 91 (1982)]
III-1-2, III-4-4
|
25120 |
donderen |
donderen:
dondere (L318b Tungelroy, ...
L318b Tungelroy),
(doonderdje-gedoonderdj). Vb. t waas aan t toonderen aan (het donderde).
doondere (L318b Tungelroy),
hommelen:
Ver weg.
hommele (L318b Tungelroy)
|
donderen [hommelen] [N 22 (1963)] || donderen, onweren
III-4-4
|
24832 |
donderkruid |
donderkruid:
-
donderkroed (L318b Tungelroy)
|
donderkruid [DC 46 (1971)]
III-4-3
|
25122 |
donderslag |
donderslag:
(dondersleeg).
doonderslaag (L318b Tungelroy),
knetterslag:
knetterslaag (L318b Tungelroy)
|
donderslag || hevige donderslag [ketterslag, kletteraar] [N 81 (1980)]
III-4-4
|