21171 |
duiker |
duiker:
duuker (L318b Tungelroy, ...
L318b Tungelroy)
|
de waterdoorgang onder een weg (duiker, heul, geul, schoor) [N 90 (1982)]
III-3-1
|
17666 |
duim |
duim:
doem (L318b Tungelroy, ...
L318b Tungelroy,
L318b Tungelroy),
fitting:
fitting (L318b Tungelroy),
her:
hɛr (L318b Tungelroy
[(steeds in steen bevestigd)]
),
scharnier:
šarnēr (L318b Tungelroy
[(steeds in houtwerk bevestigd)]
)
|
duim [N 10 (1961)] || Zie kaart. De in het muurgesteente aangebrachte ijzeren haak voor raam- of deurhengsels. Zie ook afb. 56. In en rond L 289 werd de term her gebruikt voor het metalen scharnierstuk dat aan de deurpost was bevestigd. Het scharnierstuk dat aan de deur vastzat en paste in de her werd 'geheng' ('gǝheŋ') genoemd. Zie voor het woordtype 'toren' ook RhWb viii, k. 1481-1482 s.v. 'Turen': ø̄Türangel, der Stift, um den sich die Tür dreht; auch jener in die Wand geschlagene Eisenhakenø̄, en voor het woordtype 'tordel' ook Limburgs Idioticon, pag. 252, s.v. 'teulder', den, ø̄har, lat. cardo. Geh. Maeskant.ø̄ [N 32, 13a; N 54, 81b-81e; monogr.]
II-9, III-1-1
|
25279 |
duim, maat van 2,5 cm |
duim:
doem (L318b Tungelroy, ...
L318b Tungelroy)
|
de maat die een lengte van 2 1/2 cm aangeeft [duim] [N 91 (1982)]
III-4-4
|
18689 |
duimeling |
duimeling:
doemeling (L318b Tungelroy, ...
L318b Tungelroy)
|
hoesje of deel van handschoen dat ter beschermin van een gekwetste vinger wordt geschoven en aan de pols wordt vastgemaakt [sluif, sleuf, duimeling] [N 23 (1964)]
III-1-3
|
30341 |
duimhengsel |
geheng:
gǝheŋ (L318b Tungelroy)
|
Hengsel waarvan de veer draait op een in de muur of op het kozijn aangebrachte, oogvormig uitlopende, metalen pin. Zie ook het lemma 'Hengselduim'. [N 54, 80a; monogr.]
II-9
|
30344 |
duimsteen |
herresteen:
hɛrǝstęjn (L318b Tungelroy),
hersteen:
hɛrstęjn (L318b Tungelroy)
|
Stuk hardsteen waarin de duim voor raam- of deurhengsels is bevestigd. Vgl. afb. 56. Zie voor het woorddeel 'toren-' ook de toelichting bij het lemma 'Duim'. [N 32, 13b; monogr.]
II-9
|
28152 |
duimstok |
duimstek:
dūmstɛk (L318b Tungelroy)
|
Vouwbare maatstok waarvan de vier delen ieder vijfentwintig cm lang zijn. Aan de uiteinden is elk deel versterkt met metaal. De metalen scharnieren van de duimstok bestaan uit ronde schijven die over elkaar draaien. De twee scharnieren in het midden zijn penvormig. Vroeger was de duimstok verdeeld volgens de duimschaal; tegenwoordig zijn uitvoeringen in gebruik met aan de ene kant een duimschaal en aan de andere kant een metrische schaal. Zie ook afb. 99. [N 53, 184a; monogr.]
II-12
|
24921 |
duin |
bult:
bultj (L318b Tungelroy),
heuvel:
heuvel (L318b Tungelroy, ...
L318b Tungelroy)
|
duin, heuvel van zand [zandklip, zandbult, blink] [N 81 (1980)]
III-4-4
|
24583 |
duivekervel |
kervel:
-
kervel (L318b Tungelroy),
koegras:
koegraas (L318b Tungelroy)
|
Duivekervel (fumaria officinalis 10 tot 40 cm groot. De stengels groeien rechtop of liggend; de bladeren zijn zeer fijn verdeeld met langwerpige, lijnvormige slippen; de bloemen groeien in losse trosjes, ze zijn lichtroodviolet met bijna zwarte top, ze [N 92 (1982)] || gewone duivekervel [DC 60a (1985)]
III-4-3
|
23225 |
duivel |
duivel:
duuvel (L318b Tungelroy)
|
De duivel [duvel, duuvel, deivel]. [N 96D (1989)]
III-3-3
|