24043 |
eerste mis van de neomist |
eerste mis:
ieste mès (L318b Tungelroy)
|
De eerste H. Mis van de Neomist in de parochie van herkomst [priemiets, ieësjte maes]. [N 96D (1989)]
III-3-3
|
21564 |
eerste opbod |
inzet:
inzet (L318b Tungelroy),
inzét (L318b Tungelroy)
|
de eerste verkoping i.v.m. een openbare verkoping van onroerende goederen, waarbij bij opbod wordt geboden [den inzet?] [N 21 (1963)]
III-3-1
|
33121 |
eerste rij schoven van het dorsbed |
aanleg:
ānlęq (L318b Tungelroy),
onderligger:
ǫŋǝrle̜gǝr (L318b Tungelroy)
|
De meest gebruikelijke inrichting van het dorsbed bestaat uit één lange rij schoven, in de lengterichting van de dorsvloer achter elkaar gelegd, en daarop een tweede laag die bestaat uit twee rijen, met de koppen van de schoven naar elkaar toegekeerd, zodat de aren op de eerste, ondersterij rusten. In dit lemma staan de benamingen van de eerste, onderliggende rij bijeen, die in lengterichting achter elkaar liggen. Opmerkenswaard (en elders ongebruikelijk) is hetgeen de zegsman van L 330 opgeeft: "drie of vier schoven werden losgemaakt en uitgespreid over de dorsvloer voordat het eigenlijke bed van twee rijen schoven met de koppen naar elkaar toe werd gelegd". Voor de fonetische documentatie van de woord(delen) [bed] en [brei], zie het lemma ''dorsbed, de laag schoven op de dorsvloer'' (6.1.16). Zie ook afbeelding 11, a.' [N 14, 17a; JG 1c, 2c; monogr.]
I-4
|
24972 |
eerstvolgend, ernaast |
daarneven:
d⁄rnaeve (L318b Tungelroy)
|
ernaast
III-4-4
|
19571 |
eetlepel |
lepel:
is gewone lepel.
lepel (L318b Tungelroy)
|
lepel, metalen ~; inventarisatie benamingen; betekenis/uitspraak [N 20 (zj)]
III-2-1
|
20613 |
eetlust |
honger:
hònger (L318b Tungelroy),
trek:
trèk hebbe (L318b Tungelroy)
|
honger als een paard (hier als een heidemaaier || lusten; Hoe noemt U: Houden van een bepaald soort eten of drinken; zin hebben in eten of drinken (lusten, mogen) [N 80 (1980)]
III-2-3
|
23912 |
eeuwig |
eeuwig:
ieewig (L318b Tungelroy)
|
Eeuwig [ieëweg, èwwig]. [N 96D (1989)]
III-3-3
|
33709 |
egaliseren |
gelijkmaken:
gǝlīkmākǝ (L318b Tungelroy),
omspaden:
omspājǝ (L318b Tungelroy)
|
De grond met de schop egaliseren, al spittend gelijkmaken. [N 27, 11]
I-8
|
24430 |
egel |
egel:
eegel (L318b Tungelroy),
kroe-egel:
kroe-eegel (L318b Tungelroy)
|
egel || stekelvarken
III-4-2
|
24751 |
egelboterbloem |
boterbloem:
boterbloom (L318b Tungelroy)
|
Egelboterbloem (ranunculus flammula 15 tot 50 cm groot. De stengels staan rechtop of zijn opstijgend, soms gedeeltelijk liggend en wortelend; de bladeren zijn langwerpig tot lancetvormig, de onderste zijn lang gesteeld en gaafrandig of iets getand; de b [N 92 (1982)]
III-4-3
|