17703 |
endeldarm |
kakdarm:
kakderm (L318b Tungelroy)
|
endeldarm [aarsdarm, enteldeerm, gatdarm, teenentoewt] [N 10 (1961)]
III-1-1
|
23263 |
engel |
engel:
ingel (L318b Tungelroy)
|
Een engel [ingel, èngel]. [N 96D (1989)]
III-3-3
|
23713 |
engel des heren |
engel des heren:
ingel des heren (L318b Tungelroy)
|
Het "Engel des Heren"of "Angelus", het gebed bij het Angelus-luiden. [N 96B (1989)]
III-3-3
|
23898 |
engelbewaarder |
engelbewaarder:
ingelbewaarder (L318b Tungelroy)
|
Een beschermengel, bewaarengel, engelbewaarder, schutsengel. [N 96D (1989)]
III-3-3
|
24062 |
engelenmis |
engelenmis:
ingelemès (L318b Tungelroy)
|
Een Engelenmis, een lijkdienst voor een kind dat jonger is dan zeven jaar en de eerste H. Communie nog niet heeft gedaan. [N 96D (1989)]
III-3-3
|
24313 |
engerling, larve van de meikever |
spekworm:
spèkworrem (L318b Tungelroy),
WLD
spekworm (L318b Tungelroy)
|
engerling, larve van de meikever die aan gras- en plantenwortels vreet [N 26 (1964)] || meikeverlarve
III-4-2
|
20333 |
enig kind |
enigst kind:
einigst kindj (L318b Tungelroy),
koekoek:
koekoek (L318b Tungelroy)
|
een enig kind; een kind dat geen broers of zusters heeft [koekoek, koekoeksjong] [N 87 (1981)]
III-2-2
|
33605 |
enten |
enten:
met oog onder de bast
ênte (L318b Tungelroy),
gruffelen:
takje met ebn driehoekig onderstukje op stam zetten
grôffele (L318b Tungelroy),
loten:
loote (L318b Tungelroy)
|
enten || enten, loten
I-7
|
21204 |
envelop |
envelop (<fr.):
envelop (L318b Tungelroy, ...
L318b Tungelroy)
|
de omslag voor brieven [enveloppe, brievenzak, zakje] [N 90 (1982)]
III-3-1
|
17985 |
epidemie |
epidemie:
epedimie (L318b Tungelroy)
|
Epidemie: een besmettelijke ziekte die zich zeer snel uitbreidt (epidemie). [N 84 (1981)]
III-1-2
|