20475 |
geslacht |
familie:
familie (L318b Tungelroy),
femilie (L318b Tungelroy)
|
de gezamenlijke afstammelingen van een gemeenschappelijke stamvader, geslacht [natie, familie] [N 87 (1981)]
III-2-2
|
17712 |
geslachtsdelen (alg.) |
getuig:
getuug (L318b Tungelroy)
|
geslachtsdelen in het algemeen [N 10c (1995)]
III-1-1
|
34063 |
geslachtsrijpe koe |
vaars:
vēs (L318b Tungelroy),
vē̜rs (L318b Tungelroy)
|
Jong rund dat oud genoeg is om gedekt te worden. [N 3A, 23]
I-11
|
33328 |
gesloten boerderijtype |
ronde boerderij:
rǫndj [boerderij] (L318b Tungelroy),
toe goed:
tu gōt (L318b Tungelroy)
|
De bouwdelen van dit boerderijtype omsluiten het erf aan alle vier de zijden; in Nederland wordt dit type wel de "Limburgse hoeve" genoemd. Voor de fonetische documentatie van de woorden tussen vierkante haken wordt verwezen naar het lemma "boerderij, algemeen"(1.1.1). Zie kaart 4, het Ten Geleide van deze aflevering en afbeelding 6. [N 4A, 4]
I-6
|
23491 |
gesloten kapelletje? |
kapelletje:
kepelke (L318b Tungelroy)
|
Een kapelletje waar men niet in kan, waarin achter traliewerk een kruis of een beeld staat. [N 96A (1989)]
III-3-3
|
34472 |
gesneden haan |
kapuin:
kapȳn (L318b Tungelroy)
|
[N 19, 60a; monogr.]
I-12
|
34394 |
gesneden mannelijk schaap |
hamel:
hāmǝl (L318b Tungelroy),
ram:
ram (L318b Tungelroy)
|
[N 19, 65a; JG 1a, 1b, 1c, 2c; AGV m 3; A 2, 46; A 4, 22a; R 3, 24; N 77, add.; L 39, 44; L 20, 22a; L 5, 30b; Wi 12; monogr.]
I-12
|
34305 |
gesneden mannelijk varken |
berg:
bęrx (L318b Tungelroy),
bɛrx (L318b Tungelroy),
bɛrǝx (L318b Tungelroy)
|
Het WNT (II, 1 blz. 1872 s.v. berg (II)) geeft de volgende definitie van berg: "Hetzelfde als Barg (I), inzonderheid toegepast op de mannelijke biggen die, ongeveer drie weken oud, zijn gesneden". [N 19, 8; A 4, 4b; A 4, 4a; L 20, 4b; L 37, 49e; JG 1a, 1b, 2c; S 39; N C, add.; monogr.; N E 1, 12]
I-12
|
18254 |
gesp |
gesp:
gasp (L318b Tungelroy, ...
L318b Tungelroy),
kram:
kramp (L318b Tungelroy)
|
gesp || sluitgesp, haak aan de tailleband van een broek [sjnal, boksesnal, gasp, gespel] [N 23 (1964)]
III-1-3
|
33761 |
gespeend veulen |
veulen:
vø̄.lǝ (L318b Tungelroy)
|
Een veulen dat gespeend, niet meer gezoogd wordt. De ontwenning heeft tijdens de vierde of vijfde maand plaats. [N 8, 2b]
I-9
|