id | Begrip | Trefwoord: dialectopgave (plaats) | Omschrijving |
---|---|---|---|
21606 | halve-centstuk | oortje: eurtje (Tungelroy), örtje (Tungelroy) | halve-centstuk, een ~ [senske?] [N 21 (1963)] III-3-1 |
20820 | ham, hesp | schonk: sjònk (Tungelroy, ... ) | rauwe of gerookte ham || rauwe of gerookte ham, (werd destijds alleen oop feestdagen en gedurende de oogst gegeten) III-2-3 |
23461 | hamer van de klepklok | hamer: hamer (Tungelroy) | De hamer van een klepklok [trumphamer?]. [N 96A (1989)] III-3-3 |
17659 | hand | hand: hândj (Tungelroy) | hand III-1-1 |
29935 | handbeschermer | gummi vingerlap: gømi veŋǝrlap (Tungelroy [(meervoud: veŋǝrlɛp)] ) | Rubber of leren kapje dat men aan de handen schuift om vingers en handpalm te beschermen bij het dragen van stenen. De woordtypen 'handschoe' en 'want' duiden waarschijnlijk een handschoenachtige bescherming aan die de hele hand bedekt. Zie ook het lemma 'handbeschermers' in het Woordenboek van de Limburgse Dialecten II.8, pag. 59. Over de term handlap merkt Van Houcke (pag. 133) op: ...Is een klein stuk leder met eene of meer dubbele kerven. De kerven vormen als 't ware ringen, waarin de metselaar de vingeren steekt om de hand tegen het slijten door den steen, en voornamelijk door natgemaakten steen, veroorzaakt, te vrijwaren.ø̄ [N 30, 6a; N 30, 6b; monogr.] II-9 |
21731 | handboei | kluister: Van Dale: kluister, 1. boei; -2. soort van boei aan een der voeten aangelegd om een paard of rund in zijjn bewegingen te belemmeren; -3. (gew.) (hang)slot. kloesters (Tungelroy) | de boei waarmee handen geboeid worden [paternoster, handboei] [N 90 (1982)] III-3-1 |
33305 | handcultivator | handcultivator: hantjkęlvātǝr (Tungelroy) | Handgereedschap voor het losmaken van de grond. In aflevering I.2, p.161-2 is sprake van een zware cultivator die door (paarde)tractie wordt gewogen. Het werkingsprincipe van de twee gereedschappen is echter hetzelfde. [N 18, 52; monogr.] I-5 |
19691 | handdoek | handdoek: hantj˂dōk (Tungelroy) | handdoek III-2-1 |
21849 | handel | handel: hanjel (Tungelroy) | het kopen en verkopen, het doen van koopmanszaken [agotie, negotie, commerce, handel] [N 89 (1982)] III-3-1 |
21496 | handelen | handelen: hanjele (Tungelroy, ... ) | handel drijven [komenschappen] [N 89 (1982)] || loven en bieden, de waren aanprijzen [koopman] en er een prijs voor bieden (koper) [handelen] [N 89 (1982)] III-3-1 |