e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Tungelroy

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
haverzak kopzak: kǫp˲zak (Tungelroy) Zak, gevuld met haver, die men een ingespannen paard omhangt om het te laten eten. [N 13, 90; monogr.] I-10
havik zwijmer: zweimer (Tungelroy) valk III-4-1
hazelaar hazelnotenboom: haazelnootebaum (Tungelroy), hazenootstruik: -  haasenootstroëek (Tungelroy), kromhout: krômphout (Tungelroy) hazelaar || hazelnoot - boom (Colylus Avellana L.) [DC 17 (1949)] III-4-3
hazelnoot hazelnoot: haazelnoot (Tungelroy), hazenoot: -  haasenoot (Tungelroy) hazelnoot || hazelnoot - vrucht (Colylus Avellana L.) [DC 17 (1949)] III-4-3
hazenleger hazenleger: haazeleeger (Tungelroy), kot: koet (Tungelroy, ... ), leger: WLD  leger (Tungelroy), ligplaats: WLD  likplaats (Tungelroy) hazeleger || Hoe noemt u de vaste ligplaats van een haas (leger, lechter, pot) [N 83 (1981)] || leger, ligplaats ve haas [DC 54 (1979)] III-4-2
hebzuchtig hebberig: hebberig (Tungelroy), hebbig: hebbig (Tungelroy) een sterke begeerte naar geld hebben [hebbig, gewarig, greeg (zijn)] [rijven] [N 89 (1982)] III-3-1
hecht van een mes handvat: handjvat (Tungelroy), messensteel: mɛsəstēͅl (Tungelroy), steel: stēēl (Tungelroy) handvat van een mes (hecht, heft) [N 20 (zj)] || mesheft III-2-1
heen en weer (bewegen) op en neer: hae luiptj op en nīēr (Tungelroy) heen en weer lopen [op en aaf lope] [N 07 (1961)] III-4-4
heen en weer draaien draaien: dreie (Tungelroy), wiebelen: (wiebele?) (Tungelroy) Heen en weer draaien (drispelen). [N 84 (1981)] III-1-2
heen en weer schuiven wemelen: weemele (Tungelroy) Heen en weer schuiven (winaauwen, wiemelen). [N 84 (1981)] III-1-2