24623 |
judaspenning |
judaspenning:
judaspenning (L318b Tungelroy),
-
judaspenning (L318b Tungelroy, ...
L318b Tungelroy)
|
Judaspenning (lunaria biënnis). sierplant met grote bladeren en meestal donker roodpaarse, zelden witte, bloemen. De onderste bladeren en die van de rozet zijn diep ingesneden bij de steel en spits aan de top, de bovenste haast ongesteeld. De plant wordt [N 92 (1982)] || tuinjudaspenning [DC 60a (1985)]
III-4-3
|
20075 |
juffertje-in-het-groen |
juffertje in het groen:
jufferke in ’t greun (L318b Tungelroy)
|
Juffertje in ¯t groen (nigella damascena). De hemelsblauwe bloemen zijn elk omgeven door een omhulsel van zeer fijn verdeelde bladeren; de kokervruchten zijn tot aan de top aaneen gegroeid (bij de wilde nigelle maar tot de helft) (spinnekop, kobbe, juffer [N 92 (1982)]
III-2-1
|
21336 |
juffrouw |
juffrouw:
juffrouw (L318b Tungelroy)
|
hoe spreekt u een ongetrouwde vrouw aan? [juffer, juffrouw, juf, uffrouw] [N 87 (1981)]
III-3-1
|
17607 |
jukbeen |
koon:
koon (L318b Tungelroy)
|
Jukbeen: het wangbeen onder het oog (koon). [N 84 (1981)]
III-1-1
|
18707 |
jumper |
jumper:
jumper (L318b Tungelroy, ...
L318b Tungelroy),
vest:
vést (L318b Tungelroy)
|
jumper, damesvest met mouwen en knopen [N 23 (1964)]
III-1-3
|
18192 |
jurk |
kleed:
kleid (L318b Tungelroy, ...
L318b Tungelroy,
L318b Tungelroy),
we zulle det kleid hiëlemaol motte lostorre (L318b Tungelroy)
|
jurk, japon, kleed van een vrouw [pon] [N 24 (1964)] || jurk, kleed || Jurk. We zullen die jurk helemaal moeten lostornen voor we ’m kunnen veranderen. [DC 39 (1965)]
III-1-3
|
20697 |
jus, vleesnat |
saus:
sous (L318b Tungelroy),
Syst. WBD
saus (L318b Tungelroy)
|
Saus of jus (sop?) [N 16 (1962)]
III-2-3
|
19811 |
juskom, sauskom |
sauspot:
sau̯spoͅt (L318b Tungelroy)
|
juskom, sauskom
III-2-1
|
28766 |
jute |
baal:
bāl (L318b Tungelroy)
|
Vezelstof, de bastvezels van een soort hennep (Corchorus capsularis) uit Bangla Desh, gesponnen en geweven tot gordijnen, vloerkleden, zakken enz. (Van Dale, pag. 1250). [N 59, 201; monogr.]
II-7
|
18232 |
juweel |
juweel:
juweel (L318b Tungelroy)
|
een geslepen edelsteen die als sieraad dient [juweel, edelsteen, bijou, bagge] [N 86 (1981)]
III-1-3
|