e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Tungelroy

Overzicht

Gevonden: 6382
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
bal bal: bâl (Tungelroy), bol: bôl (Tungelroy) Bal. || Bol. III-3-2
bal gehakt frikadel: frikkedel (Tungelroy), Syst. WBD  frikkedel (Tungelroy) Bal gehakt (frikkedel?) [N 16 (1962)] III-2-3
balans dobbele schei: dobǝl šęi̯ (Tungelroy) Dwarshout, dat met een haak aan een wagen vastgemaakt wordt en waar de strengen van de - meestal twee of drie - paarden aan bevestigd worden. Dit dwarshout is dubbel zo breed als het gewone zwenghout (zie dat lemma). Het wordt alleen gebruikt in de streken met de zwaardere en meer vruchtbare grond: Haspengouw en het Maasland. Uit de rest van Limburg waren er hier en daar ook opgaven, maar aangezien deze steeds identiek waren met die voor het gewone zwenghout, kan men aannemen dat het om vergissingen gaat. Dit dubbele zwenghout komt ook voor bij de ploeg en de eg (zie het lemma evenaar, tweespanszwenghout in wld I.2). [N 17, 69b; N G, 65b; JG 1b; JG 1d; JG 2c; L 34, 11; monogr.] I-13
baldadig (persoon) balorig: ballorig (Tungelroy) wild en uitgelaten [schavurig, baldadig] [N 85 (1981)] III-1-4
baldakijn hemel: hemel (Tungelroy) De rechthoekige troonhemel waaronder het H. Sacrament wordt rondgedragen in de processie [Hemel, balkon, draaghemel, himmel]. [N 96C (1989)] III-3-3
balein balein: bellein (Tungelroy), blein (Tungelroy) balein uit het korset [N 25 (1964)] III-1-3
balkenbrij balkenbrij: balkebrie (Tungelroy), Syst. WBD  balkebrie (Tungelroy), kruipuit: kerboet (Tungelroy), k⁄rboet (Tungelroy), Syst. WBD  kerbōēt (Tungelroy), panharst: Syst. WBD  pannas (Tungelroy) Balkenbrij (bombaalie?) [N 16 (1962)] || balkenbrij - mengsel van vleesnat, fijn gesneden vleesresten III-2-3
balletje bij het bikkelen huif: hy(3)̄f (Tungelroy), knikker: knikker (Tungelroy), maal: maal (Tungelroy) Het balletje of de knikker. [N R (1968)] III-3-2
balorig eigenwijs: eigewies (Tungelroy), koppig: kóppig (Tungelroy), stijfkoppig: stiefköppig (Tungelroy) niet naar raad willen luisteren [balorig, balsturig, netelig, kriemelig, balkjorig, koppig, kwaad] [N 85 (1981)] III-1-4
balzak klootzak: klōētzak (Tungelroy), zak: zak (Tungelroy) balzak, scrotum [zak, beurs] [N 10c (1995)] III-1-1