22827 |
bal |
bal:
bâl (L318b Tungelroy),
bol:
bôl (L318b Tungelroy)
|
Bal. || Bol.
III-3-2
|
20688 |
bal gehakt |
frikadel:
frikkedel (L318b Tungelroy),
Syst. WBD
frikkedel (L318b Tungelroy)
|
Bal gehakt (frikkedel?) [N 16 (1962)]
III-2-3
|
21296 |
balans |
dobbele schei:
dobǝl šęi̯ (L318b Tungelroy)
|
Dwarshout, dat met een haak aan een wagen vastgemaakt wordt en waar de strengen van de - meestal twee of drie - paarden aan bevestigd worden. Dit dwarshout is dubbel zo breed als het gewone zwenghout (zie dat lemma). Het wordt alleen gebruikt in de streken met de zwaardere en meer vruchtbare grond: Haspengouw en het Maasland. Uit de rest van Limburg waren er hier en daar ook opgaven, maar aangezien deze steeds identiek waren met die voor het gewone zwenghout, kan men aannemen dat het om vergissingen gaat. Dit dubbele zwenghout komt ook voor bij de ploeg en de eg (zie het lemma evenaar, tweespanszwenghout in wld I.2). [N 17, 69b; N G, 65b; JG 1b; JG 1d; JG 2c; L 34, 11; monogr.]
I-13
|
18950 |
baldadig (persoon) |
balorig:
ballorig (L318b Tungelroy)
|
wild en uitgelaten [schavurig, baldadig] [N 85 (1981)]
III-1-4
|
23866 |
baldakijn |
hemel:
hemel (L318b Tungelroy)
|
De rechthoekige troonhemel waaronder het H. Sacrament wordt rondgedragen in de processie [Hemel, balkon, draaghemel, himmel]. [N 96C (1989)]
III-3-3
|
18605 |
balein |
balein:
bellein (L318b Tungelroy),
blein (L318b Tungelroy)
|
balein uit het korset [N 25 (1964)]
III-1-3
|
20695 |
balkenbrij |
balkenbrij:
balkebrie (L318b Tungelroy),
Syst. WBD
balkebrie (L318b Tungelroy),
kruipuit:
kerboet (L318b Tungelroy),
k⁄rboet (L318b Tungelroy),
Syst. WBD
kerbōēt (L318b Tungelroy),
panharst:
Syst. WBD
pannas (L318b Tungelroy)
|
Balkenbrij (bombaalie?) [N 16 (1962)] || balkenbrij - mengsel van vleesnat, fijn gesneden vleesresten
III-2-3
|
22707 |
balletje bij het bikkelen |
huif:
hy(3)̄f (L318b Tungelroy),
knikker:
knikker (L318b Tungelroy),
maal:
maal (L318b Tungelroy)
|
Het balletje of de knikker. [N R (1968)]
III-3-2
|
19351 |
balorig |
eigenwijs:
eigewies (L318b Tungelroy),
koppig:
kóppig (L318b Tungelroy),
stijfkoppig:
stiefköppig (L318b Tungelroy)
|
niet naar raad willen luisteren [balorig, balsturig, netelig, kriemelig, balkjorig, koppig, kwaad] [N 85 (1981)]
III-1-4
|
17716 |
balzak |
klootzak:
klōētzak (L318b Tungelroy),
zak:
zak (L318b Tungelroy)
|
balzak, scrotum [zak, beurs] [N 10c (1995)]
III-1-1
|