22560 |
ketelmuziek maken |
ezeldrijven:
ezel drieve (L318b Tungelroy, ...
L318b Tungelroy),
ezeldrieve (L318b Tungelroy),
ezelsdrijven:
B.v. zijn vrouw heeft afgeranseld of met een "slechte"vrouw is gaan samenwonen.
eezelsdriêve (L318b Tungelroy)
|
Het gebruik om een serenade met geïmproviseerde instrumenten te geven aan personen die openbare ergernis geven [tafelen]. [N 88 (1982)] || Het lawaai dat gemaakt wordt met potten, pannen, ketels etc. en dat bij wijze van volksjustitie gemaakt wordt voor de deur van personen die zich misdragen hebben in de ogen van hun dorpsgenoten [blekalbade, belmarkt]. [N 90 (1982)] || Volksgericht - ketelmuziek maken voor het huis van iemand die zich heeft misdragen.
III-3-2
|
21225 |
ketser |
drijver:
driever (L318b Tungelroy)
|
de persoon die het paard van een trekschuit leidt [ketser] [N 90 (1982)]
III-3-1
|
19545 |
ketsgereedschap |
ketsgetuig:
kétsgetūūg (L318b Tungelroy),
knetsgetuig:
knetsgetuug (L318b Tungelroy)
|
slagpen, stalen ~ en vuursteen in de tondeldoos te zamen (ketsgetuig) [N 20 (zj)]
III-2-1
|
32783 |
kettingeg, weide-eg |
ketting[eg]:
kęteŋ[eg] (L318b Tungelroy),
sleep:
[sleep] (L318b Tungelroy),
wei[eg]:
węi̯[eg] (L318b Tungelroy)
|
De kettingeg bestaat uit een vier-, soms driehoekig raam of slechts uit een losse voor- en achterbalk, waartussen kettingen gespannen zijn. Aan deze kettingen zijn korte en lichte tanden bevestigd. Zie afb. 13 en 14. Met de kettingeg wordt voornamelijk licht werk verricht. Het bekendst is het gebruik als weide-eg. Men bewerkt de weide met de kettingeg om de grasmat luchtiger te maken, om mest te verspreiden en molshopen te slechten. Men kan de kettingeg ook gebruiken om gerooide en in panden gelegde suikerbieten van de aanklevende aarde te ontdoen. Soms wordt met de kettingeg ook akkerland bewerkt. Van enige termen aan het einde van het lemma vindt men de plaatselijke varianten in het lemma ´akkersleep, weidesleep´ vermeld. Voor ''eg'' en ''eg'' zie men de toelichting bij het lemma ''eg''. [JG 1a + 1b + 2c; A 13, 16b; A 40, 10; N 11, 72e + 71 add.; N 11A, 163a + 181f; N 14, 81 add.; N J, 10; N P, 18b; monogr.]
I-2
|
19665 |
keuken |
keuken:
kø̄.kə (L318b Tungelroy)
|
keuken
III-2-1
|
19480 |
keukenkast |
keukenkast:
keuke kast (L318b Tungelroy),
keukenkastje:
kø̄.kəkɛstjə (L318b Tungelroy)
|
Kast zonder opbouw, voor zilver- of glaswerk (dressoir, lage kast, zilverkast) [N 79 (1979)] || keukenkastje
III-2-1
|
19496 |
keukenrek |
pottenrek:
poͅtəreͅk (L318b Tungelroy)
|
pannenrek
III-2-1
|
18894 |
keus |
keur:
keur (L318b Tungelroy),
keus:
keus (L318b Tungelroy, ...
L318b Tungelroy)
|
het kiezen, de mogelijkheid om te kiezen [keus, keur] [N 85 (1981)]
III-1-4
|
24334 |
kever, tor |
kever:
kèver (L318b Tungelroy)
|
kever, tor [DC 30 (1958)]
III-4-2
|
21461 |
kibbelen |
stechelen:
stechele (L318b Tungelroy, ...
L318b Tungelroy)
|
het niet eens zijn en ruzie maken over kleinigheden, door wederzijds gebrek aan inschikkelijkheid vooral gezegd van kinderen [stechelen, sechelen, aantelen, akkenaaien, naarswaar-zen, grendelen, stensen, keken, kibbelen] [N 85 (1981)]
III-3-1
|