e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Tungelroy

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
knotten van wilgen soetsen: soetse (Tungelroy) het knotten van wilgen, d.w.z. een wilg zodanig snoeien dat er een knotwilg ontstaat [DC 13 (1945)] III-4-3
knuppel, knots knoest: knoes (Tungelroy), knoest (Tungelroy), knots: knots (Tungelroy) Knots: zware stok om mee te slaan, van onderen dikker dan van boven (kuis, knots, knoest, klepel). [N 84 (1981)] III-1-2
knutselen knutselen: knutsele (Tungelroy) Allerlei kleine voorwerpen uit liefhebberij en met geringe hulpmiddelen maken [knutselen, kutselen]. [N 88 (1982)] III-3-2
koe koe: ku (Tungelroy), kuu̯ (Tungelroy), kȳi̯ (Tungelroy) Volwassen vrouwelijk rund, in de regel een rund dat één of meerdere keren gekalfd heeft. Zie afbeelding 5. Op de kaart is het woordtype koe niet opgenomen. [JG 1a, 1b; A 3, 37; A 4, 11; Gwn V, 2a; L 1a-m; L 4, 37; L 5, 27b; L 7, 61b; L 14, 26 en 88; L 20, 11; L 27, 5 en 57; L 29, 44; L 38, 44; L 40, 21b; L 44, 16, 21a en 39; R 12, 29; R (s] I-11
koe die eenmaal heeft gekalfd eerste vaars: īstǝ vēs (Tungelroy), koe: [koe] (Tungelroy), verse koe: vǫrse [koe] (Tungelroy) Zie afbeelding 6. Zie voor de fonetische documentatie van (koe) het lemma ''koe''(3.3.1). [N C, 14a; monogr.] I-11
koe die tweemaal heeft gekalfd koe van (het) tweede kalf: [koe] van ǝt twīdǝ [kalf] (Tungelroy) Zie voor de fonetische documentatie van (koe) resp. (kalf) de lemmata ''koe'' (3.3.1) en ''kalf'' (3.1.1). [N 3A, 26a; N C, 14b] I-11
koe met gebogen, opgezette rug hoge rug: hūgǝ rø̜k (Tungelroy), kromme rug: krǫmǝ rø̜k (Tungelroy) [N 3A, 145c] I-11
koe met hellend kruis afhangende vot: āfhaŋǝndjǝ vǫt (Tungelroy) [N 3A, 145a; monogr.] I-11
koe met korte poten diepe koe: dēpǝ ku (Tungelroy) [N 3A, 142b] I-11
koe met lange poten hoge koe: hūǝx ku (Tungelroy) [N 3A, 142a] I-11