e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Tungelroy

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
onschuldig onnozel: onnuuzel (Tungelroy), unnuuzel (Tungelroy), onschuldig: onsjöldig (Tungelroy) zonder besef van goed en kwaad [onschuldig, onnozel] [N 85 (1981)] III-1-4
onstuimig driftig: driftig (Tungelroy) moeilijk in toom te houden, driftig [wreed, onstuimig] [N 85 (1981)] III-1-4
onstuimige lucht donkere lucht: donkel (Tungelroy), een lucht als een zee: ein locht wie ein zīē (Tungelroy), wilde lucht: wildj locht (Tungelroy), wilj locht (Tungelroy), zware lucht: zwoar locht (Tungelroy) lucht die onweer en regen voorspelt [broeilucht, smerige lucht, donderlucht, schoer] [N 81 (1980)] || onstuimige, woest bewolkte lucht [grellig] [N 22 (1963)] III-4-4
ontberen derven: derve (Tungelroy) niet hebben waaraan men grote behoefte heeft, ontberen [derven] [N 89 (1982)] III-3-1
ontbijt eten: s morgens  éte (Tungelroy), morgenbrood: mörgebroed (Tungelroy), möärebroeëd (Tungelroy), möäregebroeëd (Tungelroy), morgensbrood: möäresbroeëd (Tungelroy) maaltijden; Hoe noemt U: Namen voor de verschillende maaltijden, afhankelijk van de tijd van de dag, eventueel van het jaar [N 80 (1980)] || ontbijt (eenvoudig: roggebrood met "ein eike in ?e pan", of een "herstje", soms ook gebakken aardappels) III-2-3
ontbijtkoek, peperkoek peperkoek: paeperkook (Tungelroy), pèèperkook (Tungelroy), péperkook (Tungelroy) kruidkoek, ontbijtkoek || peperkoek [N 29 (1967)] III-2-3
ontbost terrein met een schop omwerken omdoen: omdōn (Tungelroy), omslechten: omslextǝ (Tungelroy), omspaden: omspājǝ (Tungelroy) Het ontboste terrein met een schop omwerken om de achtergebleven wortels te verwijderen. [N 27, 10a] I-8
ontginnen goed maken: gōt mākǝ (Tungelroy), in (de) winning brengen: en dǝ weneŋ breŋǝ (Tungelroy) Het in cultuur brengen van woeste grond. [N 27, 5; N 11a, 112; monogr.] I-8
ontginningsploeg bosploeg: bǫs[ploeg] (Tungelroy), heiploeg: hęi̯[ploeg] (Tungelroy) De ploeg die men gebruikt voor het in cultuur brengen van woeste grond, zoals bos, heide, enz. Het ontginningswerk werd verricht met de ploeg in L 159a, 320a, 360, P 48, 51, 107a, 108, 175, 178, 222, Q 11, 28, 77, 94b, 162, 156, 170. Blijkbaar was dat geen aparte, maar de gewone, vanouds "ploeg" geheten, enkele ploeg, die men op dit werk kon inrichten. Voor het in cultuur brengen van bos- en heidegrond gebruikte men: de brabander in L 290a, 321a, P 44, 48, 49, Q 39 of brabantse ploeg in L 331; in L 248 een zware brabantse ploeg (vroeger) en de Melotteploeg (later); de enkele ploeg in Q 7, 80; de aanschietploeg in Q 80; de dobbele ploeg in Q 80; de franse ploeg in Q 79a, 80; de wentelploeg in K 358, L 372a; een (oude) Sack''s of Sack''s(e)ploeg in L 163, 165 of Sack''sische ploeg in L 246 en in Q 22 de tweevoorder. Aan het ontginningswerk kwam in Q 14 de cultivator te pas, in Q 22 en 247 de extirpator, in P 45 de rus en in Q 180 de frees. [N 11, 30 + 32c add.; N 11A, 81; N 27, 15] I-1
onthoudingsdag onthoudingsdag: onthoajingsdaag (Tungelroy) Een onthoudingsdag: dag waarop men geen vlees, spek en jus uit vlees mag gebruiken. [N 96D (1989)] III-3-3