17706 |
ontlasting hebben |
poepen:
poepe (L318b Tungelroy),
schijten:
sjiete (L318b Tungelroy),
sjiête (L318b Tungelroy)
|
ontlasting hebben [afgon, leutere, driete, zijn gevoeg doen] [N 10c (1995)] || schijten
III-1-1
|
18040 |
ontsteking |
ontsteking:
ontstééking (L318b Tungelroy)
|
Ontsteking: plaatselijke infectie van weefsel, lichaamsdelen, gepaard gaande met roodheid, zwelling en pijn (meuk, mik). [N 84 (1981)]
III-1-2
|
21688 |
ontvangen |
beuren:
beure (L318b Tungelroy, ...
L318b Tungelroy)
|
in het bezit gesteld worden van bijv. geld [beuren, inbeuren ontvangen] [N 89 (1982)]
III-3-1
|
18858 |
ontzien |
ontzien:
ontzeen (L318b Tungelroy)
|
iemand zoveel mogelijk sparen [ontzien, vreeuwen, vieren] [N 85 (1981)]
III-1-4
|
17927 |
onvast ter been (zijn) |
dazelachtig:
daazelechtig (L318b Tungelroy, ...
L318b Tungelroy),
slap op de benen:
slap op de bein (L318b Tungelroy)
|
lopen: onvast ter been [sporrig] [N 10 (1961)] || onvast op de benen
III-1-2
|
34456 |
onvruchtbare geit |
steenbok:
stęi̯nbok (L318b Tungelroy)
|
De antwoorden kunnen zowel op een onvruchtbare geit in het algemeen duiden als op een onvruchtbare vrouwelijke geit. [N 19, 72; JG 1a, 1b; N 77, 84; monogr.]
I-12
|
33682 |
onvruchtbare grond |
hemelvleug:
hēmǝlvlø̄x (L318b Tungelroy),
magere grond:
māgǝrǝ gronjtj (L318b Tungelroy),
slechte duivel:
slɛxtǝ dȳvǝl (L318b Tungelroy),
slechte grond:
slɛxtǝ gronjtj (L318b Tungelroy)
|
Grond van slechte kwaliteit. De oorzaak kan verschillend zijn. Het gevolg is echter een slecht landbouwproduct. [N 27, 31; N 27, 29; N 11, 2d; N 11, 2f; A 10, 4; N 6, 33a; Vld.; monogr.]
I-8
|
34151 |
onvruchtbare koe |
kwee:
kwiǝ (L318b Tungelroy),
kween:
kwēn (L318b Tungelroy)
|
In dit lemma duiden de benamingen niet alleen op een koe die bij de dekking niet is bevrucht maar ook op een rund dat halfslachtig ter wereld is gekomen dat wil zeggen half stier en half koe is. Ook tweeling-runderen zijn vaker onvruchtbaar. [N 3A, 102; N 3A, 103; N 3A, 150h; N 3A, 150i; JG 1a, 1b; A 4, 14; L 20, 14; monogr; add. uit N C]
I-11
|
23979 |
onwaardig |
onwaardig:
ónwaerdig (L318b Tungelroy)
|
Onwaardig [ónwèèrdig, ónwuurdieg]. [N 96D (1989)]
III-3-3
|
25119 |
onweersbui |
donderbijs:
(donderbiêze).
doonderbiês (L318b Tungelroy),
donderschoer:
dondersjoor (L318b Tungelroy),
(dondersjoore).
doondersjoôr (L318b Tungelroy),
schoer:
sjoor (L318b Tungelroy)
|
donderbui, onweersbui || onweersbui met veel regen en wind [schoer, donderschoer] [N 22 (1963)]
III-4-4
|