25176 |
onweerx |
onweer:
onwéér (L318b Tungelroy),
oonwéér (L318b Tungelroy)
|
onweer [N 22 (1963)]
III-4-4
|
17973 |
onwel |
in de lappenmand:
inne lappemanj (L318b Tungelroy),
misselijk:
misselijk (L318b Tungelroy, ...
L318b Tungelroy),
niet te goed:
neet tegooj zeen (L318b Tungelroy)
|
niet lekker zijn, zich niet goed voelen || Onwel: zich niet gezond voelend (erg, onwel, onlustig, niet prut, kadies, dings). [N 84 (1981)] || Zich niet lekker voelen (spijten, kruchen, in de lappenmand zijn). [N 84 (1981)]
III-1-2
|
19218 |
onwennig (voelen) |
onwennig:
onwennig (L318b Tungelroy)
|
nog niet op zijn gemak zijn in een nieuwe toestand [N 85 (1981)]
III-1-4
|
23927 |
onze-lieve-vrouw |
onze-lieve-vrouw:
oze leeve vrouw (L318b Tungelroy),
sleevrouw (L318b Tungelroy)
|
Onze Lieve Vrouw [Lie(f)vrouw, Sliefvrouw]. [N 96D (1989)]
III-3-3
|
23971 |
onzedig |
onzedig:
ónzedig (L318b Tungelroy)
|
Onzedig, onzedigheid. [N 96D (1989)]
III-3-3
|
23647 |
onzevader |
onzevader:
onze vader (L318b Tungelroy),
paternoster:
pater noster (L318b Tungelroy)
|
Het door de priester gezongen Pater Noster, het Onze Vader. [N 96B (1989)] || Het gebed "Onze Vader", "Pater noster"[Vadder-óns, Vadder-ónzer, noster]. [N 96B (1989)]
III-3-3
|
20557 |
ooft |
ooften:
oofte (L318b Tungelroy, ...
L318b Tungelroy)
|
ooft; Hoe noemt U: Appelen of peren, in schijven gedroogd (in de oven) [N 80 (1980)]
III-2-3
|
20736 |
ooftvlaai |
appelstukjesvlaai:
appelestökskesvlaaj (L318b Tungelroy),
ooftenvlaai:
ooftevlaaj (L318b Tungelroy),
Syst. WBD Vooral van gedroogde peren.
ooftevlaaj (L318b Tungelroy),
U vult daarbij euftevlaai dit is bedoeld ooftevlaai. Oofte zijn hele peren die gedroogd werden in de oven direct nadat bvb t brood gebakken was. Dan was de oven nog warm. De peren werden dan donkerbruin gedroogd of half gebakken want ze waren dan heel in elkaar geschrompeld en keihard. (men kon ze een eeuw bewaren). Moest er vlaai gebakken worden dan moesten de ooften eerst geweekt worden en dan werden ze gekookt. Daarna werden ze door den doorslaag (=vergiet) gedaan en de ooftespies was klaar. Deze spies werd wel gemengd met wortelen. Dit was voor n gladdere vulling te krijgen.
ooftevlaai (L318b Tungelroy)
|
appelschijfjesvlaai || met spijs van in oven gedroogde peren || Vla met moes van gedroogde appelen (euftevlaoj, zwarte vla?) [N 16 (1962)]
III-2-3
|
17592 |
oog |
oog:
aug (L318b Tungelroy)
|
oog
III-1-1
|
33935 |
oogkleppen |
luisterlappen:
lustǝrlɛp (L318b Tungelroy),
ooglappen:
ǫu̯xlapǝ (L318b Tungelroy)
|
Nagenoeg vierkante leren kleppen die ter hoogte van de ogen aan het hoofdstel vastgemaakt zijn. De oogkleppen dwingen het paard altijd voor zich uit te kijken, en voorkomen zo dat het naast zich iets zou bemerken dat het doet schrikken. [JG 1a, 1b, 1c, 2b, 2c; N 13, 28; monogr.]
I-10
|