e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Tungelroy

Overzicht

Gevonden: 6382

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
aangooien opdragen: ǫp˱drāgǝ (Tungelroy) Het opgooien van stro of riet door de helper van de dekker. [N F, 43] II-9
aanhitsen hitsen: hitse (Tungelroy) Hoe noemt u een hond kwaad maken, aanhitsen (hitsen, hissen, opkiezen) [N 83 (1981)] III-2-1
aanhoudend bepoetelen handvollen: hampele (Tungelroy), hāmpele (Tungelroy), hâmpele (Tungelroy) aanhoudend in de handen nemen [haffele, verhandvollen] [N 10 (1961)] || met de handen bezig zijn III-1-2
aanhoudend klagen permenteren: permentere (Tungelroy) aanhoudend morren en klagen [neuriën] [N 85 (1981)] III-1-4
aanhoudend regenen knoeien: knoeie (Tungelroy), knoeje (Tungelroy) voortdurend regenen [knoeien] [N 22 (1963)] III-4-4
aanhoudend vragen bannen: vgl. Tungelroy Wb. (pag. 235): banne, bedelen, schooien, zeuren om iets te krijgen.  banne (Tungelroy), bedelen: baedele (Tungelroy), benderen: vgl. Tungelroy Wb. (pag. 235): bêndere, bedelen, schooien, zeuren om iets te krijgen.  bendere (Tungelroy, ... ), lamenteren (<fr.): lammetere (Tungelroy), zaniken: zanike (Tungelroy) aanhoudend vragen om iets te krijgen [kutten] [N 87 (1981)] || alsmaardoor blijven vragen [maren] [N 87 (1981)] III-3-1
aanmelken aanmelken: ānmɛlkǝ (Tungelroy), stropen: strø̄i̯pǝ (Tungelroy) Het maken van de eerste melkbewegingen bij een vaars die pas gekalfd heeft, gezegd van de boer. [N 3A, 61] I-11
aanrecht stortbank: stoͅrt˂ba.ŋk (Tungelroy) eenvoudige hardstenen aanrecht bij pomp III-2-1
aanrijgen rijgen: riege (Tungelroy) tot een snoer verenigen [ritsen, resemen, rijgen] [N 91 (1982)] III-4-4
aanstaan gaden: gaaie (Tungelroy), gaaje (Tungelroy), zich gaaje (Tungelroy) behagen, bevallen, aangenaam zijn [gaden, gaaien, aanstaan] [N 85 (1981)] || bevallen III-1-4