19302 |
bezig |
doende:
doondje (L318b Tungelroy, ...
L318b Tungelroy)
|
werkzaam aan of met iets bezig zijn [bezig, onledig, ollig, doende, gesteld [zijn aan]] [N 85 (1981)]
III-1-4
|
21299 |
bezoek |
bezoek:
bezeuk (L318b Tungelroy),
gasten (mv.):
gest (L318b Tungelroy),
volk:
volk (L318b Tungelroy)
|
de personen die op bezoek komen [bezoek, visite, volk] [N 87 (1981)]
III-3-1
|
21509 |
bezoeken |
opzoeken:
opzeuke (L318b Tungelroy)
|
een zieke bezoeken [randen] [N 87 (1981)]
III-3-1
|
18827 |
bezorgd |
ongerust:
ongeröstj (L318b Tungelroy),
zorgen hebben:
zörg hebbe (L318b Tungelroy)
|
ongerust zijn, vol kommer en zorg zijn (d) [betusseld, betimperd, zorg hebben] [N 85 (1981)]
III-1-4
|
25654 |
bezorgen |
rondbrengen:
rontjbreŋǝ (L318b Tungelroy)
|
Brood thuis bezorgen. Het woordtype "kremeren" duidt op het feit dat het brood niet door de rondbrenger gebakken is maar dat het door een grote bakkerij of broodfabriek geleverd wordt. Een eventueel opgegeven object "brood" wordt niet gedocumenteerd. [N 29, 99a, N 29, 99b; N 29, 100 add.; monogr]
II-1
|
18009 |
bezwijming |
flauwte:
floutje (L318b Tungelroy)
|
Bezwijming: flauwte, onmacht (kwalijkte, kwalijkvaart, zwijm, zwijmel). [N 84 (1981)]
III-1-2
|
17996 |
bibberen |
bibberen:
bibbere (L318b Tungelroy),
rijderen:
riejere (L318b Tungelroy, ...
L318b Tungelroy)
|
beven [rijde, ridde, riere, rijgele, rijere] [N 10a (1961)]
III-1-2
|
23668 |
biddag |
bededag:
baejdaag (L318b Tungelroy)
|
Een dag van aanbidding van het Allerheiligste in de loop van het jaar, per parochie verschillend [biddag, bèèjdaag?]. [N 96B (1989)]
III-3-3
|
23200 |
bidden |
beden:
baeje (L318b Tungelroy),
zich beden:
zich baeje (L318b Tungelroy)
|
Bidden, beden, zich beden [bidde, bèèje, zich bèèje, zich bèëne?]. [N 96B (1989)]
III-3-3
|
23702 |
bidden uit dankbaarheid |
danken:
danke (L318b Tungelroy)
|
Bidden uit dankbaarheid [danke?]. [N 96B (1989)]
III-3-3
|