19536 |
schrobbezem |
schrobber:
sjrubber (L318b Tungelroy, ...
L318b Tungelroy)
|
bezem om de vloeren mee te schrobben (boender, schrobbessem, wasser, luiwagen) [N 20 (zj)]
III-2-1
|
31753 |
schrobzaag, sleutelgatzaag |
schrobzeeg:
šrǫp˲zɛ̄x (L318b Tungelroy),
stootzeegje:
stuǝt˲zɛ̄xskǝ (L318b Tungelroy)
|
Handzaag met een smal, spits toelopend blad, die wordt gebruikt om midden in hout en langs gebogen lijnen te zagen. Soms wordt er voor het zagen van sleutelgaten een andere zaag van een vergelijkbaar type gebruikt, kleiner en met een ander handvat. Die wordt ook wel met de term ɛsleutelgatzaagɛ aangeduid. Zie ook afb. 13.' [N 53, 4-5; N G, 23c; monogr.; N 33, 330]
II-12
|
19411 |
schroeien |
aanborren:
aanborre (L318b Tungelroy),
aan de onderkant
aanborre (L318b Tungelroy),
verschroeien:
versjruje (L318b Tungelroy)
|
Aan de oppervlakte verbranden (blesteren, verbranden, schroeien, zengen, schroken, schoepen) [N 79 (1979)]
III-2-1
|
31961 |
schroeven |
schroeven:
šrūvǝ (L318b Tungelroy)
|
Iets met schroeven bevestigen. [N 53, 153a; monogr.]
II-12
|
31957 |
schroevendraaier |
schroevendraaier:
šrū.vǝndrɛjǝr (L318b Tungelroy)
|
Werktuig om schroeven vast en los te draaien. Zie ook afb. 90. [N 53, 134; monogr.]
II-12
|
20489 |
schrokken |
schransen:
sjranse (L318b Tungelroy),
slokken:
slŏke (L318b Tungelroy)
|
schrokken; Hoe noemt U: Gulzig eten (schrokken, slokken, vreten, verschrokken, schoffelen, wolven, zwelgen, worgen, moffelen, buffelen, schransen) [N 80 (1980)]
III-2-3
|
24374 |
schub |
schub:
sjub (L318b Tungelroy),
sjöbbe (L318b Tungelroy),
WLD
sjubbe (L318b Tungelroy)
|
Hoe noemt u elk van de dunne plaatjes waarmee de huid van een vis geheel of gedeeltelijk is bedekt (schub, schubbe, schelp, schulp) [N 83 (1981)] || schub
III-4-2
|
18844 |
schuchter |
bescheiden:
besjeije (L318b Tungelroy),
schouw:
sjoew (L318b Tungelroy),
schuchter:
sjugter (L318b Tungelroy)
|
bang om de aandacht te trekken of zich te vertonen [blode, bedeesd, beschaamd, schuchter] [N 85 (1981)]
III-1-4
|
33586 |
schudden van vruchten |
schuddelen:
WLD
sjödde(le) (L318b Tungelroy),
schudden:
WLD
sjödde (L318b Tungelroy)
|
Appels van de boom schudden (muiken). [N 82 (1981)]
I-7
|
19565 |
schuier |
klederborstel:
kleͅi̯ərboͅrstəl (L318b Tungelroy)
|
stofborstel om stof uit kleren, stoelbekleding, gordijnen, enz. te verwijderen [DC 15 (1947)]
III-2-1
|