18126 |
syfilis |
druiper:
druuper (L318b Tungelroy),
druiper
druuper (L318b Tungelroy)
|
Syfilis: besmettelijke geslachtsziekte die gewoonlijk begint met een zweer op de geslachtsorganen; uiteindelijk kan elk orgaan aangetast worden (druiper, luizenziekte). [N 84 (1981)]
III-1-2
|
33325 |
t-vormige hoeve |
dwarsboerderij:
du̯arsbūrdǝrii̯ (L318b Tungelroy),
hoekhuis:
hōkhūs (L318b Tungelroy)
|
Stal en schuren liggen achter elkaar; het woongedeelte staat hier dwars op en steekt aan beide zijden uit. Enkele opgaven komen overeen met de algemene benaming voor de boerderij; ter plekke is dan de T-vormige bouw de algemeen gebruikelijke. Voor de fonetische documentatie van deze gevallen, die aan het begin van het lemma bijeen staan, wordt verwezen naar het lemma "boederij, algemeen" (1.1.1). Zie kaart 4, het Ten Geleide van deze aflevering en afbeelding 4. [N 4A, 2b; monogr.]
I-6
|
20704 |
taaie pannenkoek |
leren thijs:
léére ties (L318b Tungelroy),
Syst. WBD
léére ties (L318b Tungelroy)
|
Taaie pannekoek, zonder gist gebakken (leere ties, leere maria?) [N 16 (1962)]
III-2-3
|
22574 |
taaien; scholletjespringen |
scholletje springen:
sjeulke springe (L318b Tungelroy),
sjøͅlkə loͅupə (L318b Tungelroy)
|
IJs stuk maken door er steeds overheen te lopen [taaien]. [N 88 (1982)]
III-3-2
|
21826 |
taal |
spraak:
spraok (L318b Tungelroy),
taal:
taal (L318b Tungelroy, ...
L318b Tungelroy)
|
taal; datgene waarvan men zich bedient om zijn gedachte of gevoelens kenbaar te maken [taal, tong] [N 87 (1981)]
III-3-1
|
20745 |
taart |
taart:
taart (L318b Tungelroy),
Syst. WBD
taart (L318b Tungelroy)
|
Taart (toert, gattoo?) [N 16 (1962)]
III-2-3
|
20577 |
tabakspruim |
pruim:
proem (L318b Tungelroy),
pruimpje:
pruumke (L318b Tungelroy, ...
L318b Tungelroy)
|
pruimtabak; Hoe noemt U: Een pluk tabak, om op te kauwen of op te zuigen (chique, sik, sjik, pruim, karot, keesje, rol) [N 80 (1980)] || snuifje; Hoe noemt U: Kleine hoeveelheid tabak die men in een keer opsnuift (snuifje, snuit, kees, prise) [N 80 (1980)]
III-2-3
|
20589 |
tabakssap |
snirk:
snurk (L318b Tungelroy),
zever:
zeiver (L318b Tungelroy)
|
Hoe noemt U: Vuil water in een pijp (smierk, nerrik) [N 80 (1980)]
III-2-3
|
23255 |
tabernakel |
tabernakel (<lat.):
tabernakel (L318b Tungelroy)
|
Het tabernakel, het rijkversierd kastje (op het hoofdaltaar of op het sacra-mentsaltaar), waarin het Allerheiligste bewaard wordt. [N 96A (1989)]
III-3-3
|
19667 |
tafel |
tafel:
tōͅ.fəl (L318b Tungelroy)
|
tafel
III-2-1
|