23711 |
tafelgebed |
gebed voor het eten:
gebed veur et aete (L318b Tungelroy)
|
Het tafelgebed vóór en na het eten. [N 96B (1989)]
III-3-3
|
19530 |
tafelmes |
mes:
mes (L318b Tungelroy, ...
L318b Tungelroy)
|
mes dat men aan tafel gebruikt [N 20 (zj)]
III-2-1
|
19833 |
tafelpoot |
tafelpoot:
tōͅfəlpūt (L318b Tungelroy)
|
tafelpoot [DC 49 (1974)]
III-2-1
|
24494 |
tak (alg.) |
boomtak:
baumtak (L318b Tungelroy),
strobbel:
stròbbele (L318b Tungelroy),
tak:
tak (L318b Tungelroy),
tek (L318b Tungelroy),
WLD
tak (L318b Tungelroy)
|
(jonge) takken mv. [DC 41 (1966)] || dikke tak [DC 25 (1954)] || Een twee- of meerjarige twijg (tak, spil, tekker). [N 82 (1981)] || tak || takjes, losse —
III-4-3
|
33018 |
tak op ingezaaid land |
vreerijs:
vrēris (L318b Tungelroy),
vreewis:
vrēwes (L318b Tungelroy)
|
De tak, stok of bundel stro die men op de pas ingezaaide akkers plaatste om aan te geven dat deze niet betreden mochten worden door jagers en anderen. Voor streep, zie WNT s.v. in de betekenis "grensteken". [N M, 26; monogr.]
I-4
|
20476 |
tak van een geslacht |
familie:
familie (L318b Tungelroy)
|
de tak van een geslacht [natie, familie] [N 87 (1981)]
III-2-2
|
24727 |
takken (coll.) |
kroon:
WLD
krōēn (L318b Tungelroy)
|
Alle takken samen (griend, kroon, gezwaai). [N 82 (1981)]
III-4-3
|
24707 |
takken krijgen |
takkelen:
takkele (L318b Tungelroy)
|
vertakken
III-4-3
|
33632 |
takkenbos, bussel hout |
fascine (fr.):
(= lange takkebos). steeds v. slaghout (= alle hout behalve naoldhout).
fecien (L318b Tungelroy),
krik:
krik (L318b Tungelroy, ...
L318b Tungelroy),
schans:
(minder).
sjans (L318b Tungelroy),
slaghouten krik:
(= hout wat een jaar of 4 gestaan heeft).
slaaghoute krik (L318b Tungelroy)
|
inventarisatie benamingen takkenbos, bussel takken en twijgen alnaargelang houtsoort of boslengte [N 27 (1965)] || takkenbos, bussel takken en twijgen [N 27 (1965)]
I-7
|
24252 |
taling |
wintertaling:
wintjertaaling (L318b Tungelroy),
wintjertaling (L318b Tungelroy),
zomertaling:
zomertaling (L318b Tungelroy),
zoomertaaling (L318b Tungelroy)
|
eend: wintertaling (36 klein; bruine kop met groene wangen; broedt hier ook; roep [kruu, kruu] [N 09 (1961)] || eend: zomertaling (38 klein; bruine kop met witte wenkbrauw; broedt minder hier; roep ratelend [N 09 (1961)] || wintertaling || zomertaling
III-4-1
|