34272 |
vaste uitwerpselen |
keutel (enk):
kø̄tǝl (L318b Tungelroy),
schaapskeutel:
šǭpskø̄tǝl (L318b Tungelroy),
stront:
strontj (L318b Tungelroy),
varkenskeutel:
vɛrkǝnskø̄tǝl (L318b Tungelroy)
|
[N 76, 35; A 9, 24d]In de vragen L 20, 22f en A 4, 22f werd ook gevraagd naar het gebruik van schapenmest. Uit de antwoorden blijkt dat schapenmest kon dienen als bemesting in het algemeen en als weiland- en bloembemesting. Ook vermengde men schapenmest met stalmest. Schapenmest werd wel eens gebruikt om stokbomen in te planten. [N 77, 122; L 20, 22f; A 4, 22f; A9, 24c] || Vaste uitwerpselen van vee. [JG 1a, 1b; A 9, 24e; A 9, 28c; monogr.]
I-11, I-12
|
25395 |
vaste varkenshuid |
zwaard:
zwārt (L318b Tungelroy)
|
De huid die op het varken vast bleef zitten. Woordtypen als "zwaard(s)", "zwaars", "zwoord", "zwoors" komen in de betekenis "harde rand van een snede spek" ook nog voor in een ander verband in het woordenboek. [N 28, 30; monogr.]
II-1
|
33363 |
vaste voer- en drinkbak |
trog:
trōx (L318b Tungelroy
[(in aparte vakken verdeeld)]
)
|
De opgemetselde bak of goot, soms in vakken verdeeld, die vóór de koeien langs loopt, waaruit de koeien eten en drinken. De hoogte van de bak verschilt van plaats tot plaats. Het water wordt het laatst in de bak gedaan. De bak is dan meteen schoon. Zie ook het vorige lemma "voer- en drinkgoot" (2.2.14). Zie ook afbeelding 10 bij het lemma "koeienstand" (2.2.23). [N 5A, 37b; N 4, 76; N 5, 96; L 1, a-m; L A1, 174; S 19; Wi 4; monogr.; add. uit N 5A, 37a; A 10, 10]
I-6
|
23938 |
vasten |
vasten:
vaste (L318b Tungelroy)
|
Het zich geheel of gedeeltelijk onthouden van eten; in het bijzonder: slechts eenmaal per dag een volle maaltijd gebruiken, vasten [vaste, va.ste]. [N 96D (1989)]
III-3-3
|
22648 |
vastenavond |
vastelavond:
vastelaovendj (L318b Tungelroy)
|
De zondag vóór Aswoensdag, vastenavond [vasteloaëved]. [N 96C (1989)]
III-3-2
|
23332 |
vastendag |
vastendag:
vastedaag (L318b Tungelroy)
|
Een vastendag [vassendag, vasseldag]. [N 96D (1989)]
III-3-3
|
23783 |
vastenpreek |
lijdensmeditatie (<fr.):
lijdensmeditatie (L318b Tungelroy),
vastenpreek:
vastepreek (L318b Tungelroy)
|
De vastenpreek tijdens het lof op de zondagen van de vasten. [N 96C (1989)]
III-3-3
|
23331 |
vastentijd |
vasten:
vaste (L318b Tungelroy),
vastentijd:
vastetied (L318b Tungelroy)
|
De periode van Aswoensdag tot Pasen (de grote vasten, vastentijd). [N 96C (1989)]
III-3-3
|
25255 |
vat, maat van 30 liter |
vat:
vaat (L318b Tungelroy),
(vèètje-vaater).
vaat (L318b Tungelroy)
|
de maat die een inhoud aangeeft van ± 30 liter [vat] [N 91 (1982)] || inhoudsmaat (ca. 34 l.)
III-4-4
|
21284 |
vechten |
vechten:
vechte (L318b Tungelroy, ...
L318b Tungelroy)
|
ruzie maken en daarbij gebruik maken van handen, armen en benen [kempen, kebberen, vechten] [N 85 (1981)]
III-3-1
|