e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Tungelroy

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
vee fokken fokken: fokǝ (Tungelroy), fǫkǝ (Tungelroy) Het houden van vee met als doel de vermenigvuldiging van de dieren. Objecten als "vee" en "koeien" zijn in dit lemma niet gedocumenteerd. [N Q, 10b; monogr.] I-11
vee houden houden: hǭi̯ǝ (Tungelroy) Het houden van vee in het algemeen. De opbjecten "vee", "beesten", "koeien" e.a. worden in dit lemma niet gedocumenteerd. [N Q, 10a] I-11
veel drinken pimpelen: pûmpelè (Tungelroy), zuipen: zoepe (Tungelroy, ... ), zoêpe (Tungelroy), zūpə (Tungelroy) drinken; Hoe noemt U: Veel en met graagte drinken (loeriën, leerzen) [N 80 (1980)] || pimpelen || zuipen [DC 35 (1963)] || zuipen, onmatig drinken [DC 38 (1964)] III-2-3
veel geld waard veel geld waard: völ geldj wéérd (Tungelroy) veel geld waard: Die oude eikehouten kast is - - - [DC 39 (1965)] III-3-1
veel moeten betalen brokken: brokke (Tungelroy), inbrokken: inbrokke (Tungelroy) veel kosten hebben, veel moeten betalen [brokken] [N 89 (1982)] III-3-1
veel te wijde broek flodderboks: flodderboks (Tungelroy), flódderbóks (Tungelroy) broek, veel te wijde ~ [flodderboks] [N 23 (1964)] III-1-3
veelvraat gulzigaard: gölzigerd (Tungelroy), slokmuil: slòkmoel (Tungelroy), vreetzak: vréétzak (Tungelroy) gulzigaard || slokop, gulzigaard || veelvraat; Hoe noemt U: Iemand die gulzig is, gulzigaard (vraat, fretter, veelvraat, doorjager) [N 80 (1980)] III-2-3
veenachtig, moerassig, laaggelegen land moer: moer (Tungelroy), ven: ven (Tungelroy) Naast de enquêtevragen I, 4 ("Hoe noemt men een moerassige wildernis met struikgewas en bomen?") en II, 9 ("Hoe noemt men veenachtig, moerassig land?") zijn in dit lemma ook verwerkt de opgaven van N 27, 20 (Hoe noemt men een moeras, de natte, weke grond zonder behoorlijke afwatering?") en monografische gegevens. Uit dergelijk moerasachtig, laaggelegen land wordt de tussenturf gewonnen. De opgaven suggereren wellicht dat in al de genoemde plaatsen tussenturf werd gestoken. Dat is zeker niet het geval geweest. De mogelijkheid tot het steken van deze turf was daar wel aanwezig. Vergelijk dit lemma met het lemma ''veen, moergrond, stuk niet ontgonnen hei of woeste grond''. De bronnenopgave is daar echter anders. [I, 4; II, 9; N 27, 20; monogr.] II-4
veengrond, stuk niet ontgonnen hei of woeste grond broekdeel: brōkdęjl (Tungelroy), moer: mōr (Tungelroy), moergrond: mūrgrontj (Tungelroy), ruw ding: ruw deŋk (Tungelroy), wild ding: weltj deŋk (Tungelroy) Een stuk grond waarop het mogelijk is een bepaald soort turf te steken. [I, 3; N 27, 4a; N 27,18a; S 39] II-4
veenlaag moerlaag: moerlaog (Tungelroy) laag veen, tussen moer en zand [derring, moes] [N 81 (1980)] III-4-4