21737 |
vervanger |
remplacement (fr.):
remplesement (L318b Tungelroy)
|
iemand die in dienst gaat in plaats van een ander [remplaçant] [N 90 (1982)]
III-3-1
|
18928 |
vervelend werk |
geneuk:
geneuk (L318b Tungelroy),
prutswerk:
prutswerk (L318b Tungelroy)
|
vervelend, peuterig werk [geneuk] [N 85 (1981)]
III-1-4
|
18820 |
verveling |
verveling:
vervaeling (L318b Tungelroy),
vervééling (L318b Tungelroy)
|
de toestand waarin men zich verveelt [verveling, vernooi, verlei] [N 85 (1981)]
III-1-4
|
21167 |
vervoerbewijs |
kaartje:
kaertje (L318b Tungelroy),
treinkaartje:
treinkaartje (L318b Tungelroy)
|
het plaatsbewijs voor de bus, trein, tram [kaartje, coupon] [N 90 (1982)]
III-3-1
|
19270 |
verwaarlozen |
verwaarlozen:
verwaarlooze (L318b Tungelroy)
|
geen zorg voor iets dragen [verbaalmonden, niet tellen, verwaarlozen] [N 85 (1981)]
III-1-4
|
18815 |
verwachting |
verwachting:
verwachting (L318b Tungelroy, ...
L318b Tungelroy)
|
het wachten op iets, meestal op iets positiefs [lous, loos, verwachting] [N 85 (1981)]
III-1-4
|
19779 |
verwarmen, stoken |
stoken:
stoke (L318b Tungelroy)
|
stoken [DC 35 (1963)]
III-2-1
|
24497 |
verwelken |
verslakken:
WLD
verslakke (L318b Tungelroy),
verslakkeren:
verslakkere (L318b Tungelroy),
WLD
verslakkere (L318b Tungelroy)
|
Slap worden en geur en kleur verliezen, gezegd van bloemen (Slekkeren, verwelken, verflensen). [N 82 (1981)] || verwelken
III-4-3
|
24555 |
verwelkt |
doof:
daûf (L318b Tungelroy)
|
verwelkt
III-4-3
|
20304 |
verwend kindje |
bedorven:
bedorve (L318b Tungelroy)
|
een bedorven, door en door verwend kind [babaard, babbe, kinnebaba] [N 87 (1981)]
III-2-2
|