28814 |
vilt |
vilt:
vęltj (L318b Tungelroy)
|
Stof bestaande uit onder druk met vet of zeep ineengewerkte wol of ander dierlijk haar of vezels, meest in verschillende lagen opeengeperst, kastoor (Van Dale, pag. 3226). [N 62, 75f; monogr.]
II-7
|
24386 |
vin |
vin:
vin (L318b Tungelroy),
vinne (L318b Tungelroy),
WLD
vin (L318b Tungelroy)
|
Hoe noemt u het min of meer waaiervormige voortbewegingsorgaan van een vis, op de rug, borst en buik en aan de staart (vin, vlim) [N 83 (1981)] || vin
III-4-2
|
24748 |
vingerhoedskruid |
onslievevrouwvingerhoed:
oosleefvrouw vingerhood (L318b Tungelroy),
vingerhoed:
-
vingerhood (L318b Tungelroy)
|
vingerhoedskruid [DC 60a (1985)] || Vingerhoedskruid (digitalis purpurea 30 tot 150 cm groot. De stengels en bloemstelen zijn viltig behaard, de bladeren zijn ei- tot lancetvormig, de bladrand is gekarteld. De bladeren zijn aan de onderkant grijsharig. De bloemen staan in eindstandige tro [N 92 (1982)]
III-4-3
|
17769 |
vingerlid |
kootje:
kuëtje (L318b Tungelroy)
|
kootje (van vinger, voet)
III-1-1
|
17665 |
vingers (spotnamen) |
duimen:
doeme (L318b Tungelroy),
fikken:
B.v. blijf met je fikke daarvan af.
fikke (L318b Tungelroy),
B.v. ig slaon dig op dien fikke.
fikke (L318b Tungelroy),
pinken:
pinke (L318b Tungelroy)
|
vingers (spotbenamingen) [pinke, finkels, fikke, pingels, kluntjesvingers, de 10 geboden] [N 10 (1961)]
III-1-1
|
24265 |
vink |
bokvink:
bokvink (L318b Tungelroy),
bòkvink (L318b Tungelroy),
bökvînk (L318b Tungelroy),
vink:
vînk (L318b Tungelroy)
|
boekvink || Hoe heet de vink? [DC 06 (1938)] || vink || vink (15 overal bekend; man heeft roodachtige borst; witte strepen op vleugel en in staart; broedt in het hout; zeer veel op trek; kooivogel [N 09 (1961)]
III-4-1
|
19746 |
violier |
flierbloem:
vleerbloom (L318b Tungelroy),
fliertje:
fleerkes (L318b Tungelroy),
ook: moorbloom
fleerkes (L318b Tungelroy, ...
L318b Tungelroy),
muurbloem:
ook: fleerkes
moorbloom (L318b Tungelroy, ...
L318b Tungelroy),
violierbloem:
vleerbloom (L318b Tungelroy),
violiertje:
fleerkes (L318b Tungelroy),
ook: moorbloom
fleerkes (L318b Tungelroy)
|
[DC 60A (1985)] [N 92 (1982)]Violier (Matthiola incana (L.) R.Br.). Sierplanten, meestal met langwerpige, gaafrandige bladeren; grijsachtig door de dichte beharing. De bloemen zijn verschillend gekleurd, maar niet geel, meestal paarsrood. Dik van blad en vaak met dubbele bloemen. Hau [DC 60a (1985)], [N 92 (1982)]
I-7, III-2-1
|
22671 |
viool |
viool:
fiūl (L318b Tungelroy),
viūl (L318b Tungelroy)
|
Het muziekinstrument dat bestaat uit een houten kast met klankgaten en een hals waarop 4 snaren zijn gespannen en dat bespeeld wordt met behulp van een strijkstok [viool, fiool, tremp]. [N 90 (1982)]
III-3-2
|
19745 |
viooltje |
viool:
viōēl (L318b Tungelroy),
viooltje:
viuulke (L318b Tungelroy, ...
L318b Tungelroy,
L318b Tungelroy),
-
viuulke (L318b Tungelroy, ...
L318b Tungelroy),
viooltje
viuulke (L318b Tungelroy)
|
[DC 60A (1985)] [N 92 (1982)]Welke dialectbenamingen hebt u voor verschillende tweejarige planten: viola tricolor (driekleurig viooltje) [N 73 (1975)], [N 73 (1975)]
I-7, III-2-1
|
24387 |
vis, algemeen |
vis:
vès (L318b Tungelroy)
|
vis
III-4-2
|