24402 |
visaas |
sprok:
sprok (L318b Tungelroy),
WLD
sprok (L318b Tungelroy)
|
wormpje, borstelig ~ dat als aas wordt gebruikt bij het vissen [sprot-, sprokaos] [N 26 (1964)]
III-4-2
|
22413 |
vishengel |
garde:
gaert (L318b Tungelroy),
visgaard:
vèsgaerd (L318b Tungelroy),
visgarde:
veͅsgɛ̄rt (L318b Tungelroy),
vèsgaerd (L318b Tungelroy, ...
L318b Tungelroy),
vislijn:
veͅslīn (L318b Tungelroy)
|
hengel || Hengel. || Het vistuig bestaande uit een lange houten of rieten stok; aan het uiteinde is een snoer bevestigd waaraan een verschuifbare dobber zit en aan het einde een haakje [hengelgarde, topgaarde, geert, garde, lijn, roede, visgeert, vislijn, visroede]. [N 88 (1982)]
III-3-2, III-4-2
|
22646 |
vissen |
vissen:
vèsse (L318b Tungelroy, ...
L318b Tungelroy)
|
Vissen.
III-3-2
|
24427 |
vissen, ww. |
vissen:
vèsse (L318b Tungelroy)
|
vissen (ww)
III-4-2
|
22414 |
vissnoer |
lijn:
lien (L318b Tungelroy),
reep:
rèèp (L318b Tungelroy),
snoer:
snoor (L318b Tungelroy),
viem:
vīm (L318b Tungelroy),
vislijn:
vèslien (L318b Tungelroy)
|
Een touw met een of meer haken om vis te vangen [snoer, lijn]. [N 88 (1982)] || Vislijn met veel haakjes, werd op bodem van beek gelegd om paling te vangen. || Vislijn.
III-3-2
|
22417 |
visvangst |
vangst:
vangst (L318b Tungelroy)
|
Alles wat men vangt bij het vissen [vangst, rafel]. [N 88 (1982)]
III-3-2
|
30189 |
vitsen |
tuinen:
tȳnǝ (L318b Tungelroy)
|
Vlechtwerk vervaardigen voor de wanden van gebouwen met vakwerk. In L 318b werd dit werk verricht door de 'tuiner' ('tȳnǝr'). In een aantal plaatsen, bijvoorbeeld in Q 111, leverde ook de strodekker gevlochten wanden voor de huizenbouw. In Q 83 gebruikte men 'hondshout' ('hǫnshōt'), een makkelijk te klieven houtsoort, voor het vlechtwerk van lemen huizen. Zie ook het lemma 'Reephout'. [N 4A, 53g; N F, 56a; monogr.]
II-9
|
20727 |
vlaai |
vlaai:
vlaai (L318b Tungelroy),
vlaaj (L318b Tungelroy),
Syst. WBD
vlaaj (L318b Tungelroy)
|
(limburgse) vlaai (brooddeeg met gist, ei, boter, melk en een weinig suiker bereid, en voorzien van vulling) || Vla, bekend cirkelvormig gebak met vulling (vlaoj, flaaj, tabbeschaas?) [N 16 (1962)]
III-2-3
|
20730 |
vlaai met deegdeksel |
vlaai met deksel:
vlaai mét déksel (L318b Tungelroy)
|
Vla met deksel van deeg (dekselvlaoj, slof, toeslaag?) [N 16 (1962)]
III-2-3
|
20731 |
vlaai met reepjes deeg |
vlaai met leiders:
Syst. WBD
vlaaj met leiers (L318b Tungelroy),
vlaai met leidertjes:
vlaai mét leierkes (L318b Tungelroy)
|
Vla waarover kruislings reepjes van deeg zijn gelegd (lödderkesvlaa?) [N 16 (1962)]
III-2-3
|