25202 |
vorst, het vriezen |
gevreur:
gevreur (L318b Tungelroy, ...
L318b Tungelroy),
⁄t gevreûr (L318b Tungelroy),
vriesweer:
vreeswéér (L318b Tungelroy)
|
vorst, het vriezen || vorst, het vriezen [gevreur] [N 22 (1963)]
III-4-4
|
30512 |
vorstlaag |
vorstlaag:
vǫrstlǭx (L318b Tungelroy)
|
De bovenste laag die bij het werk aanvankelijk over de nok van het dak heensteekt. [N F, 40a]
II-9
|
29897 |
vorstpan |
knikpan:
knekpan (L318b Tungelroy),
vorstpan:
vǫrstpan (L318b Tungelroy
[(id)]
)
|
Halfronde pan waarmee de nokken en hoekkepers van het dak worden bedekt; ook de soortgelijke pan voor de afdichting van de nok of de naden van het dakschild van een rieten dak. Vorstpannen worden met spijkers op de dakruiters vastgezet en met specie aan elkaar bevestigd. In Q 77b werd niet met vorstpannen gewerkt. Men smeerde daar de nok van het dak in met cement. Het woordtype broekstuk (L 290, L 372) duidt een pan aan die de verbinding vormt tussen de vorstpannen en de pannen die over de naden van het dakschild worden gelegd. [N 32, 45b; N 32, 45c; N 4A, 34a; N 4A, 34c; N F, 8]
II-8
|
24397 |
vos |
vos:
vos (L318b Tungelroy)
|
vos
III-4-2
|
33811 |
vos, vospaard |
vospaard:
vǫspē̜rt (L318b Tungelroy)
|
Licht- of rosbruin paard met witte manen, staart en poten. Onder de vossen zijn er diverse kleurnuanceringen: roodvossen (rode tot dieprode globe), goudvossen, zweetvossen (zwartachtig rood naar geel overhellend en glimmend), lichte vossen (geelbruin tot geelbruin), donkere vossen (van donkerbruin tot zeer donker roodbruin). [JG 1a, 1b; N 8, 63g, 63h en 63j]
I-9
|
21149 |
vrachtwagen |
vrachtwagen:
vrachtwage (L318b Tungelroy, ...
L318b Tungelroy)
|
een grote auto voor goederenvervoer [vrachtwagen, camion] [N 90 (1982)]
III-3-1
|
33693 |
vredewis |
vreerijs:
vrērīs (L318b Tungelroy),
vreewis:
vrēwes (L318b Tungelroy)
|
Bosje stro, gras of iets dergelijks op een stok of tak gebonden, en geplaatst op akkers en weiden, om aan te geven dat deze niet meer toegankelijk zijn o.a. voor weidend vee of jagers. [N M, 26; L 32, 80; monogr.]
I-8
|
19341 |
vreugde |
lol:
(= oppervlakkiger).
lol (L318b Tungelroy),
plezier:
plezeer (L318b Tungelroy, ...
L318b Tungelroy)
|
een gevoel van blijdschap in het algemeen [plezier, lol, vreugd] [N 85 (1981)]
III-1-4
|
20294 |
vriend |
kameraad:
kammeraod (L318b Tungelroy),
kammeroad (L318b Tungelroy),
vriend:
vrīndj (L318b Tungelroy)
|
vriend of vriendin in het algemeen [kameraad, gespan, makker] [N 85 (1981)]
III-3-1
|
18852 |
vriendelijk |
aardig:
aardig (L318b Tungelroy),
vriendelijk:
vrindjlik (L318b Tungelroy),
vrintjelik (L318b Tungelroy, ...
L318b Tungelroy)
|
vriendelijk || welgezind tegenover andere mensen, vriendelijk [gemeen, braaf] [N 85 (1981)]
III-1-4
|