30497 |
wisboom |
dekboom:
dęk˱bǫwm (L318b Tungelroy)
|
De zware paal die met haken aan de panlatten opgehangen wordt en waarop de strodekker staat tijdens het dekken. [N F, 18]
II-9
|
19306 |
wispelturig |
wispelturig:
wispelteurig (L318b Tungelroy),
wispelturig (L318b Tungelroy)
|
steeds veranderend van stemming en doelstelling [hobbeleurig, wispelturig] [N 85 (1981)]
III-1-4
|
25093 |
wisselen |
omzetten:
omzètte (L318b Tungelroy),
verwisselen:
verwissele (L318b Tungelroy),
wisselen:
wissele (L318b Tungelroy)
|
onderling veranderen; het een voor het andere nemen of geven (bijv. voor plaats) [wisselen, omzetten] [N 91 (1982)]
III-4-4
|
34143 |
wisselen van tanden |
breken:
brēkǝ (L318b Tungelroy),
brē̜kǝ (L318b Tungelroy),
wisselen:
wesǝlǝ (L318b Tungelroy)
|
[N 3A, 108b; N 3A, 16; N 3A, 22]
I-11
|
25174 |
wisselvallig weer |
grillig weer:
grellig waer (L318b Tungelroy),
krikkel weer:
krikkel waer (L318b Tungelroy),
kwakkel:
kwakkel (L318b Tungelroy),
kwakkelen:
kwakkele (L318b Tungelroy),
onvast weer:
onvast (L318b Tungelroy),
regenachtig (weer):
rengelechtig (L318b Tungelroy),
t weer staat te luimen]:
loorechtig (L318b Tungelroy),
loorechtig wéér (L318b Tungelroy),
zwakke lucht:
zwake locht (L318b Tungelroy)
|
lucht die regenachtig weer betekent [treuzellucht] [N 81 (1980)] || lucht die wisselvallig weer betekent [kwaklucht, knoeilucht] [N 81 (1980)] || niet schijnen te weten wat het wil gaan doen, gezegd van het weer [loerachtig [N 22 (1963)] || nu eens regenen, dan weer helder zijn, gezegd van het weer [N 81 (1980)] || onbestendig weer || wisselvallig weer
III-4-4
|
34538 |
wit van het ei |
wit:
wet (L318b Tungelroy)
|
[JG 1b, 1c; monogr.]
I-12
|
19435 |
wit zand, stooizand |
wit zand:
wit zandj (L318b Tungelroy),
witte zand:
witte zandj (L318b Tungelroy),
zand:
zandj (L318b Tungelroy)
|
De witte stof die vroeger op de vloer gestrooid werd (zand, wit zand) [N 79 (1979)]
III-2-1
|
33600 |
witlof |
witlof:
witlof (L318b Tungelroy)
|
Hoe noemt u: Brussels witlof (cichorium intybus - fam. compositae) [N 71 (1975)]
I-7
|
33479 |
witte aalbes |
witte beren:
mv: -e
witte beere (L318b Tungelroy)
|
[DC 13 (1945)]
I-7
|
24521 |
witte abeel |
beel:
bèèl (L318b Tungelroy),
WLD
bail (L318b Tungelroy),
belenboom:
bèèlebaum (L318b Tungelroy),
canada:
WLD
canada (L318b Tungelroy)
|
abeel || De witte abeel, 15-18 m hoog, bladeren 8-12 cm, zijn grijsgroen aan de bovenzijde en kalkwit aan de onderkant (abeel, witbeel, kjeseboom, peppel, vlaming, witte canada, witte boom). [N 82 (1981)]
III-4-3
|