23669 |
witte donderdag |
witte donderdag:
witte doonderdig (L318b Tungelroy)
|
De donderdag in de week vóór Pasen, Witte Donderdag [jreune dónnesjtiech]. [N 96C (1989)]
III-3-3
|
20575 |
witte kaas, wrongel |
botermelkskaas:
botermelkskies (L318b Tungelroy),
fluiterd:
fluitert (L318b Tungelroy),
Syst. WBD
fluitert (L318b Tungelroy),
fluiterskaas:
fluiterskīēs (L318b Tungelroy),
fluitkaas:
fluitkiees (L318b Tungelroy),
fluitkies (L318b Tungelroy),
fluitkīēs (L318b Tungelroy),
Syst. WBDfluitkees
fluitkies (L318b Tungelroy)
|
hangop; Hoe noemt U: Een koud melkgerecht van karnemelk die men in een zak of in een doek opgehangen, heeft laten uitdruipen en vervolgens met melk en suiker aangemengd, opdient (hangop, hangebast) [N 80 (1980)] || Smeerbare witte kaas of wrongel (fluitert, fluiterskaas?) [N 16 (1962)]
III-2-3
|
18178 |
witte kanten muts waarop een sierkrans werd gedragen |
brabantse muts:
informant: term is van elders
broabentjse mötse (L318b Tungelroy)
|
muts, witte kanten ~ waarop een sierkrans wordt gedragen {afb} [kroezel-, frul-, froezel-, krul-, poffermuts] [N 25 (1964)]
III-1-3
|
33258 |
witte klaver, steenklaver |
steenklee:
stęi̯n[klee] (L318b Tungelroy),
witte klee:
wetǝ [klee] (L318b Tungelroy)
|
Trifolium repens L. Een 5 tot 25 cm lange plant met kruipende stengels emn witte, later bruine, bloemhoofdjes, die van mei tot de herfst bloeien. Ook witte klaver wordt vooral als veevoeder en als dekvrucht geteeld, is eerder geschikt voor weiden dan voor maaien, maar stelt lagere eisen aan de grond. Zie ook de toelichting bij het lemma Klaver, Algemeen. Zie het lemma Klaver, Algemeen voor de fonetische documentatie van de woord(delen) klaver(-) en klee(-). [N 14, 83; monogr.]
I-5
|
20654 |
witte kool |
kabots:
de struik, ook vrouwenmuts
kaabòts (L318b Tungelroy),
kappes:
kappes (L318b Tungelroy, ...
L318b Tungelroy,
L318b Tungelroy),
wit moes:
wit moos (L318b Tungelroy, ...
L318b Tungelroy,
L318b Tungelroy),
witmoos (L318b Tungelroy),
witmoes:
witmoos (L318b Tungelroy),
witte kool:
witə ky(3)̄l (L318b Tungelroy)
|
witte kool || witte kool als gerecht [N Q (1966)] || witte kool, als plant of gewas [N Q (1966)] || witte kool, de kool waarvan zuurkool gemaakt wordt [DC 27 (1955)]
I-7, III-2-3
|
24790 |
witte krodde |
taskruid:
taskroed (L318b Tungelroy),
witkrot:
-
witkrot (L318b Tungelroy, ...
L318b Tungelroy)
|
witte krodde (Thiaspi arvense L.) [DC 60a (1985)] || Witte krodde (thlaspi arvense 15 tot 40 cm groot. De plant is geelgroen en kaal. De stengels groeien rechtop en zijn al of niet vertakt; de wortelbladen zijn langwerpig, tevens gesteeld; de stengelbladen zijn pijlvormig en stengelomvattend, ze zijn lang [N 92 (1982)]
III-4-3
|
24280 |
witte kwikstaart |
kwikstaart:
kwikstert (L318b Tungelroy),
witte kwikstaart:
witte kwikstert (L318b Tungelroy)
|
kwikstaart || kwikstaart, wit (18 zwart-wit-grijs; met lang wiebelstaartje; zeer algemeen; veel bij boerderijen en op wegen; roep [tijd-dik] [N 09 (1961)]
III-4-1
|
18633 |
witte muts met een strik onder de kin |
kornetje (<fr.):
kurnétje (L318b Tungelroy)
|
mutsje, witte ~ dat met een strik onder de kin wordt vastgeknoopt [N 25 (1964)]
III-1-3
|
18617 |
witte muts met sierkrans en afhangende linten |
poffer:
pòffer (L318b Tungelroy)
|
[vrouwenmuts met linten], poffer
III-1-3
|
33913 |
witte vlekken |
wild haar:
weltj hǭr (L318b Tungelroy)
|
Kale plekken op de huid. Zij zijn een gevolg van zweren of verwondingen door de druk van zadel en tuig, ook van het toebrengen van slagen. Zie ook het lemma ''gedrukt'' (7.36). [N 8, 90s]
I-9
|