e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=Q112b plaats=Ubachsberg

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
toegangsweg naar het erf vaart: vāi̯t (Ubachsberg) Toegangsweg of oprijlaan naar het boerenerf. [N 5A, 75a; N 5, 110; N P, 2 add.; monogr.] I-8
toekruid, algemeen kruid: WLD  krŭŭjə (Ubachsberg) De kruiden die bij de bereiding bij groente of vlees gevoegd worden om de smaak van het gerecht te verbeteren, in het algemeen (kruid, toekruid, specerij). [N 82 (1981)] I-7
tong tong: tong (Ubachsberg) tong [DC 01 (1931)] III-1-1
tong van een schoen tong: tóng (Ubachsberg) een strookje leer tussen de kleppen van een schoen [tong, lipje] [N 86 (1981)] III-1-3
torenhaan t hantje van dn taore?].: haan (Ubachsberg), kirkhaan (Ubachsberg) De haanvormige windwijzer boven op de torenspits [weerhaan, windhaan [N 96A (1989)] III-3-3
torenspits torenspits: toeresjpits (Ubachsberg) De spits van de kerktoren; deze is meestal met leien bedekt. [N 96A (1989)] III-3-3
torenuurwerk kerkklok: kirkklok (Ubachsberg), torenklok: toereklok (Ubachsberg) Het uurwerk in de kerktoren, de torenklok [kerkklok, kerkuur?]. [N 96A (1989)] III-3-3
tornen lossnijden: losšni-jǝ (Ubachsberg) De naad of steken losmaken en uithalen. [N 62, 22; A 4, 27b; L 20, 27b; Gi 1.IV, 20; MW; S 38] II-7
traag praten zeuteren: zūūtərə (Ubachsberg) traag praten [lijzen, zemelen] [N 87 (1981)] III-3-1
tranende ogen zijpogen: ziepooge (Ubachsberg) oog: tranende ogen [sijp-, siep-, sijper-, seeper-, soep-, leep-, prutooge] [N 10 (1961)] III-1-1