18168 |
rafelen |
rafelen:
rááfelə (Q112b Ubachsberg)
|
aan de rand uiteenvallen in afzonderlijke draden, het loslaten van draden, gezegd van weefsel [rafelen, raffelen, reffelen, riefelen] [N 86 (1981)]
III-1-3
|
20600 |
ragout van gebraden gevogelte |
ragout:
ragoe (Q112b Ubachsberg)
|
Hoe noemt U: Ragout van gebraden gevogelte (salmi) [N 80 (1980)]
III-2-3
|
19433 |
ramen lappen |
zemen:
zemen (Q112b Ubachsberg)
|
Ramen schoonmaken met behulp van spons en zeem (zemen, lappen, kuisen) [N 79 (1979)]
III-2-1
|
19977 |
rammelaar |
rammelaar:
remmeleer (Q112b Ubachsberg)
|
konijn, mannetje [DC 04 (1936)]
III-2-1
|
24626 |
rank |
rank:
rank (Q112b Ubachsberg),
streng:
WLD
strèng (Q112b Ubachsberg)
|
Stengel met bladeren, bloemen, etc. die in zichzelf niet voldoende stevigheid bezit om overeind te staan, vooral van klimplanten (reng, rank, rene, tak). [N 82 (1981)]
III-4-3
|
19839 |
raspen |
raspen:
raspe (Q112b Ubachsberg, ...
Q112b Ubachsberg)
|
raspen; Hoe noemt U: Met een rasp fijn maken (raspelen, raspen, rieven) [N 80 (1980)]
III-2-1, III-2-3
|
20529 |
rauw |
rauw:
rōōw (Q112b Ubachsberg)
|
rauw; Hoe noemt U: Rauw, niet gekookt (groen, rauw) [N 80 (1980)]
III-2-3
|
32868 |
reepje overschietend gras |
overslag:
yvǝršlax (Q112b Ubachsberg)
|
Soms blijft er bij het maaien een reepje gras staan omdat men de slag met de zeis iets te ver neemt. De zegslieden hebben dit verschijnsel zowel door een zelfstandig naamwoord (zoals zwaaibalk of baard) benoemd, als ook door een werkwoordelijke uitdrukking, waarin een dergelijk zelfstandig naamwoord voorkomt (zoals een baard maaien of een baard laten staan), en tenslotte ook door een op zichzelf staand werkwoord of werkwoordelijke uitdrukking (zoals te breed pakken of te wijd grijpen). Al deze opgaven zijn in dit lemma ondergebracht. [N 14, 96]
I-3
|
17904 |
reiken naar |
reiken naar:
nôô get reeke (Q112b Ubachsberg),
reeke nôô get (Q112b Ubachsberg)
|
grijpen naar iets [naar iets raome] [N 10a (1961)] || reiken, met de handen naar iets reiken [iest beraome] [N 10 (1961)]
III-1-2
|
23403 |
relikwie |
relikwien:
rillekwie (Q112b Ubachsberg)
|
De vereerde overblijfselen van heiligen of zaken die met Christus, Maria of een heilige in aanraking zijn geweest, relieken, relikwieën. [N 96A (1989)]
III-3-3
|