24658 |
spint, zachte houtlaag onder de schors |
spint:
WLD houtkrullen!
sjpîen (Q112b Ubachsberg)
|
De jonge zachte houtlaag onder de schors (spint, bast). [N 82 (1981)]
III-4-3
|
18088 |
spit |
heksenschot:
hekseschuuët (Q112b Ubachsberg)
|
Een plotseling optredende, lang aanhoudende spierkramp die bij een bepaalde beweging, meestal aan 1 zijde, in de lendenspieren optreed? (Nederlands: spit) [DC 60 (1985)]
III-1-2
|
33589 |
spitskool |
spitskool:
spits kuul (Q112b Ubachsberg)
|
De koolsoort met puntig toelopende kroppen; spitskool (spitskool, suikertop, kegel). [N 82 (1981)]
I-7
|
24359 |
spitsmuis |
spitsmuis:
spits moes (Q112b Ubachsberg),
WLD
sjpitsmōēs (Q112b Ubachsberg)
|
Hoe noemt u het insektenetend diertje, veel op een muis lijkend, met spitse kop, dunne poten en een vrij lange staart (spitsmuis, dol, aardbol) [N 83 (1981)]
III-4-2
|
24706 |
splitsing van de stam |
vork:
vurk (Q112b Ubachsberg),
WLD
vurk (Q112b Ubachsberg)
|
Het deel van de boom waar de stam zich in tweeën splitst (gaffel, mik, vork). [N 82 (1981)]
III-4-3
|
34483 |
sporen van de haan |
hanensporen:
hānǝspǭrǝ (Q112b Ubachsberg)
|
Doornachtige hoornuitwas van de poten van de haan. [N 6, 3; L 7, 27b; monogr.]
I-12
|
19707 |
sport van een stoel |
lat:
lat (Q112b Ubachsberg),
warslat:
wēͅšlat (Q112b Ubachsberg)
|
ronde of vierkante latten, die soms de poten van een stoel aan de onderzijde verbinden [DC 19 (1951)]
III-2-1
|
24249 |
spreeuw |
spreeuw:
schprieuw (Q112b Ubachsberg)
|
Hoe heet de spreeuw? [DC 06 (1938)]
III-4-1
|
21352 |
spreken, praten |
kallen:
kalle (Q112b Ubachsberg),
muilen:
moelle (Q112b Ubachsberg),
spreken:
schprèke (Q112b Ubachsberg)
|
praten [DC 02 (1932)] || spreken; ik versta jullie niet, jullie moeten een beetje harder - [DC 03 (1934)]
III-3-1
|
23602 |
sprenkelen met de wijwaterkwast |
de zegen geven met de kwast:
dr zèège gèève mit dr kwas (Q112b Ubachsberg)
|
Met de wijwaterskwast sprenkelend door de kerk gaan, de besprenkeling met wijwater aan het begin van de hoogmis. [N 96B (1989)]
III-3-3
|