34018 |
stilstaan |
ju(j):
jȳi̯ (Q112b Ubachsberg)
|
Voermansroep om het paard te doen stilstaan. [JG 1b; N 8, 95e en 96; L B 2, 257; L 36, 81e; monogr.]
I-10
|
23437 |
stoelen op het priesterkoor |
koorstoelen:
koeërsjteul (Q112b Ubachsberg)
|
De stoelen op het priesterkoor [koeërsjteul?]. [N 96A (1989)]
III-3-3
|
20306 |
stok of twijg om een kind te straffen |
vits:
(geen onderscheid tussen antwoord van vraag 34 en 35).
de viets (Q112b Ubachsberg)
|
een stok of twijg om een kind te straffen [lat] [N 87 (1981)]
III-2-2
|
18683 |
stola |
stola (lat.):
stola (Q112b Ubachsberg)
|
De stola, de stool. [N 96B (1989)]
III-3-3
|
23446 |
stolp over een heiligenbeeld |
stolp:
sjtolp (Q112b Ubachsberg)
|
Een stolp of stulp, een klokvormig glas over een kruis- of heiligenbeeld. [N 96B (1989)]
III-3-3
|
33419 |
stookgat van de oven |
ovensmuil:
ǭvǝsmūl (Q112b Ubachsberg)
|
De benaming voor het stookgat van de oven dat voorzien is van een ijzeren deurtje. Vergelijk het lemma "ovenmond" in aflevering II.1, pag. 71. Zie voor de fonetische documentatie van het woord(deel) (oven-) het lemma "bakoven" (3.1.3). [N 5A, 79b]
I-6
|
33103 |
stoppels |
stoppelen:
štǫpǝlǝ (Q112b Ubachsberg)
|
De stompjes halm die na het maaien op het veld overblijven en later worden ondergeploegd. Opvallend polymorfe meervoudsvorming. [N 6, 7; N 15, 52; JG 1a, 1b; L 7, 53; L 15, 23; Wi 51; monogr.]
I-4
|
25173 |
stormx |
storm:
storm (Q112b Ubachsberg, ...
Q112b Ubachsberg)
|
storm, zeer hevige, zekere tijd aanhoudende wind [tempeest] [N 81 (1980)]
III-4-4
|
20534 |
stoven |
smoren:
sjmaoərə (Q112b Ubachsberg)
|
stoven; Hoe noemt U: Met weinig vet op laag vuur gaar laten worden (smoeren, stoven, wallen) [N 80 (1980)]
III-2-3
|
21249 |
straat |
straat:
schtroat (Q112b Ubachsberg)
|
straat [DC 02 (1932)]
III-3-1
|