20538 |
aardappelen stampen |
kwetsen:
kwètsjə (Q112b Ubachsberg)
|
stampen; Hoe noemt U: Fijnmaken van b.v. aardappelen (deisteren, moezelen, moezen, britsen) [N 80 (1980)]
III-2-3
|
33482 |
aardbei |
aardbei:
aarbei (Q112b Ubachsberg),
WLD
aarbéj (Q112b Ubachsberg),
erbel:
ørəbəl (Q112b Ubachsberg)
|
[DC GV (1935) M]De bekende, fris smakende rode vrucht van de aardbeienplant (aadbissem, aardbeer, aardbees, jaarbees, aardbezie, freis). [N 82 (1981)]
I-7
|
20735 |
aardbeienvlaai |
aardbelenvla:
urbelevla (Q112b Ubachsberg)
|
Vla met vulling van aardbeien [N 16 (1962)]
III-2-3
|
17653 |
aars |
vot:
vǫt (Q112b Ubachsberg)
|
[JG 1a, 1b; N 8, 13, 32.9 en 35]
I-9
|
23415 |
absis |
koor:
koeër (Q112b Ubachsberg)
|
De halfronde of meerhoekige uitbouw van het priesterkoor waarin het hoofdaltaar staat [absis]. [N 96A (1989)]
III-3-3
|
32962 |
achtergebleven hooi harken |
kemmen:
kęmǝ (Q112b Ubachsberg)
|
Wanneer het hooi is binnengehaald werd soms nog eens het hooiland afgeharkt om het achtergebleven hooi te verzamelen. [N14, 122; A 34, 4 add.]
I-3
|
33802 |
achterknie |
hak:
hak (Q112b Ubachsberg)
|
Uitstekend achterpootsgewricht van het paard. Een gedeelte van de termen duidt niet de uit- maar de insprong of knieholte aan. Zie afbeelding 2.40. [JG 1a, 1b, 2c; N 8, 32.1, 32.5, 32.9, 32.10, 32.11 en 32.12]
I-9
|
19445 |
achteruit |
terug:
trøk (Q112b Ubachsberg)
|
Voermansroep om het paard achteruit te doen gaan. [JG 1b; N 8, 95l en 96; L B 2, 254; L 36, 81b; monogr.]
I-10
|
34584 |
achterwand |
stop:
štǫp (Q112b Ubachsberg)
|
De afneembare achterplank van de kar of wagen. Deze plank werd tussen de twee zijwanden geschoven om de laadruimte af te sluiten en kon tijdens het lossen weggenomen worden. Voor de betekenisontwikkelingen van de verschillende woordtypes, zie de toelichting bij het lemma voorwand. Op de kaart zijn voor Belgisch Limburg alleen de gegevens uit de mondelinge enquête opgenomen. [N 17, 30a + 36 + 48; N G, 61c; JG 1a; JG 1b; JG 2b; JG 2c; A 26, 1a; Lu 4, 1a; L 33, 4; L 40, 56; monogr.]
I-13
|
17650 |
achterwerk |
kont:
kont (Q112b Ubachsberg),
vot:
de vot (Q112b Ubachsberg),
vot (Q112b Ubachsberg)
|
Bil. Ook platte woorden! [DC 01 (1931)] || deel van het lichaam waar de bovenbenen tezamen komen [mik, fliermik] [N 10 (1961)]
III-1-1
|