e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Ubachsberg

Overzicht

Gevonden: 1752
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
dissel distelboom: destǝlbōm (Ubachsberg) Een (korte of lange) boom of balk die aan het voorste asblok van de driewielige kar, de boomwagen of de wagen bevestigd is. De bespanning van de paarden wordt aan deze balk bevestigd. Naargelang de lengte onderscheidt men de korte of kromme dissel (meestal te vinden bij de driewielige kar en de boomwagen), waaraan ten hoogste twee paarden ingespannen konden worden en de lange dissel (meestal te vinden bij de wagen), waaraan twee of meer paarden ingespannen konden worden. De woordtypen die via een attribuut √©√©n van deze twee disseltypen aanduiden zijn samengebracht op het einde van het lemma. [N 17, 44a + 50b; N G, 70i-j; JG 1b; JG 1c; JG 1d; JG 2b; A 27, 19 + 21 + 22a; Lu 5, 19 + 21 + 22a; Wi 15; R 3, 93; L 33, 32; monogr.] I-13
dochter dochter: dochter (Ubachsberg, ... ), meidje: mèèdje (Ubachsberg) (dochter;) Hoe wordt de dochter door de ouders aangesproken, als zij niet bij zijn naam wordt genoemd? [DC 05 (1937)] || dochter [DC 03 (1934)] || dochter; (Hoe wordt de dochter door de ouders aangesproken, als zij niet bij zijn naam wordt genoemd?) [DC 05 (1937)] III-2-2
dode lijk: līēk (Ubachsberg) het dode lichaam van een mens [lijk, dode, kadaver] [N 87 (1981)] III-2-2
dodenhuisje dodenkapel: doêdekapel (Ubachsberg) Een mortuarium, dodenkapel in of bij de kerk. [N 96A (1989)] III-3-3
doffer, mannelijke duif doffer: doffer (Ubachsberg), vogel: voe-e-gel (Ubachsberg), voeëgel (Ubachsberg) doffer: een mannelijke duif [GV K (1935)] || duif, mannetje [ZND 18 (1935)] || een mannelijke duif (doffer, kebber, kipper, horen, duivcer) [N 83 (1981)] III-4-1
dom domkerk: domkirk (Ubachsberg) Een dom, domkerk. [N 96A (1989)] III-3-3
donderslag donderslag: dóndərsjlààg (Ubachsberg) hevige donderslag [ketterslag, kletteraar] [N 81 (1980)] III-4-4
donderwolk hommel op komst: hommel op komst (Ubachsberg), onweer: onweer (Ubachsberg) lucht die onweer en regen voorspelt [broeilucht, smerige lucht, donderlucht, schoer] [N 81 (1980)] III-4-4
donker, duisterx duister: dūūster (Ubachsberg) donker [donkel, duuster, domp] [N 06 (1960)] III-4-4
dons, nestveren nesthaar: néshaoərə (Ubachsberg) het haar van jonge vogels die nog geen veren hebben (stapveren, duivelshaar, paddehaar) [N 83 (1981)] III-4-1