e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Ubachsberg

Overzicht

Gevonden: 1752
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
gebeden gebeder: gebeder (Ubachsberg) De gebeden meervoud. [N 96B (1989)] III-3-3
gebit gebit: gebit (Ubachsberg), good gebit (Ubachsberg), gǝbet (Ubachsberg), tanden: tèng (Ubachsberg) Een gaaf gebit, het gebit van de oude man is nog heelemaal gaaf. [DC 14 (1946)] || gebit [N 10a (1961)] || Het geheel van alle tanden en kiezen van een paard. [JG 1a, 1b; N 8, 17 en 18b] I-9, III-1-1
gebrekkig spreken stotteren: stotterə (Ubachsberg) gebrekkig spreken [hakkelen, tottelen, stamelen, touwen, tatewalen, totteren, stotteren] [N 87 (1981)] III-3-1
geeuwen gapen: gaape (Ubachsberg) gapen [N 10 (1961)] III-1-2
gegraven waterloop gracht: grax (Ubachsberg) In het algemeen is in dit lemma sprake van een gegraven waterloop als afscheiding of om overtollig water af te voeren of om te bewateren. In dialectenquêtes zijn er veel vragen gesteld naar de benamingen voor een sloot, graaf of gracht. In de antwoorden bleek veel overlap te zitten. Het gaat hier om waterlopen die verschillend van breedte kunnen zijn. Omdat de antwoorden hierover niet eenduidig waren, was het niet mogelijk aan een begrip een vaste breedte toe te kennen. Algemeen kan men zeggen dat een gracht een bredere sloot is, een graaf een wat bredere, vaak droge sloot, en dat een goot, grub en zouw wat smallere waterlopen zijn. Het overeenkomstige bij alle waterlopen is dat ze gegraven zijn. [N 27, 24; AGV, m1; A 20, 1c; A 20, 1d; A 10, 21; A 2, 48; L 24, 27; L 1a-m; L 36, 4; L A1, 62; Lu 1, 5; R 14, 23j; S 11, 33; monogr.] I-8
gehemelte hemel: hīēmel (Ubachsberg) gehemelte [raak, geemel] [N 10a (1961)] III-1-1
gehurkt zitten op de hukken zitten: op de huuke zitte (Ubachsberg) hurken, op zijn ~ zitten [op de huuke, op znen huik, op zn huiketjes zitte] [N 10 (1961)] III-1-2
geitenmelksepap pap van geitenmelk: pap va geetemilk (Ubachsberg) Pap van geitemelk (mienekespap?) [N 16 (1962)] III-2-3
geknield zitten op de knien zitten: óp en kneije zitte (Ubachsberg) (onder de consecratie) knielen, geknield zitten, op de knieën zitten [óp en kneije zitse?]. [N 96B (1989)] III-3-3
gekruld haar krullen: królle (Ubachsberg) gekruld haar [N 10 (1961)] III-1-1