33561 |
pastinaak |
pastinaken:
pastinaak (Q013p Uikhoven)
|
pastinaak [ZND 05 (1924)]
I-7
|
23542 |
pateen |
pateen (<fr.):
pateen (Q013p Uikhoven)
|
De pateen, gouden schaaltje op de kelk [patieën?]. [N 96B (1989)]
III-3-3
|
20415 |
peettante |
paat:
paat (Q013p Uikhoven)
|
meter
III-2-2
|
30885 |
pekdraad |
pekdraad:
pę̄kdrǭt (Q013p Uikhoven)
|
De draad die men maakt door hennepvezels in elkaar te draaien en met pek in te smeren. [N 60, 195a; N 60, 238a; N 36, 44; L 40, 39]
II-10
|
17717 |
penis |
pielewie:
pielewie (Q013p Uikhoven),
pieltje:
Kinderen.
pielke (Q013p Uikhoven)
|
[N 10c (1995)]
III-1-1
|
34116 |
penis van de stier |
schacht:
šax (Q013p Uikhoven)
|
Mannelijk geslachtsorgaan. [JG 1a, 1b]
I-11
|
19229 |
persoon met een lastig karakter |
lastige burger:
lĕstige börger (Q013p Uikhoven)
|
moeilijk karakter
III-1-4
|
33566 |
perzik |
pche (fr.):
pees (Q013p Uikhoven)
|
perzik
I-7
|
24856 |
perzikkruid |
wilweie:
welwei̯ (Q013p Uikhoven)
|
Polygonum persicaria L. Zeer algemeen voorkomend onkruid op bouwland, in tuinen en wegbermen met zeer kleine roze bloempjes in de vorm van een aar, lancetvormige bladen met een zwarte vlek en roze-rode stengels. Het bloeit van juni tot de herfst. De lengte varieert van 20 tot 100 cm. Voor weie (wilgen) zie ook de toelichting bij het lemma Hanepoot. [JG 1b, 1c, 2c; A 60A, 56]
I-5
|
18281 |
pet: algemeen |
pats:
patsj (Q013p Uikhoven)
|
pet: klak, muts met klep
III-1-3
|