18466 |
schoenborstel |
wiksborstel:
sub wiks.
wiksbeurstel (Q013p Uikhoven)
|
[schoenborstel]
III-1-3
|
18465 |
schoenen poetsen |
wiksen:
sub wiks.
wiksen (Q013p Uikhoven)
|
[schoenen poetsen, blinken]
III-1-3
|
30812 |
schoenmaker |
lapper:
lɛpǝr (Q013p Uikhoven),
schoenmaker:
šōnmę̄kǝr (Q013p Uikhoven),
schoester:
šustǝr (Q013p Uikhoven)
|
In dit lemma zijn zowel de benamingen verwerkt voor "de persoon die schoeisel vervaardigt" als voor "de persoon die schoeisel repareert". [N 60, 216a; N 60, 231a; Wi 2; N 60, 75; monogr.]
II-10
|
18394 |
schoensmeer |
wiks:
Du. Wichse.
wiks (Q013p Uikhoven)
|
schoensmeer, blink
III-1-3
|
18185 |
schoenveter |
rijgstaartel:
ri-jstartel (Q013p Uikhoven)
|
schoenveter, rijgveter
III-1-3
|
19919 |
schoffel |
schoffel:
šofǝl (Q013p Uikhoven)
|
Gereedschap om onkruid af te snijden en om de grond los te maken. Het bestaat uit een soort mes dat met behulp van een lange steel door de grond geschoven wordt. [N 18, 18a en 48; JG 1a, 1b; A 47, 11a; monogr.; add. uit N 15, 6; N 18, 4 en 50; GV, K7]
I-5
|
33302 |
schoffelen, wieden met de schoffel |
schoffelen:
šofǝlǝ(n) (Q013p Uikhoven)
|
Met een schoffel de bovengrond tussen de plant(rijen) van een gewas zodanig bewerken dat de korstige bovenlaag verkruimeld en het onkruid afgestoken wordt. Het woord schoffelen kan niet alleen in absolute zin gebruikt worden, maar laat zich ook verbinden met een object. Dat kan de te bewerken grond zijn (akker, tuin, enz.) maar ook het te verzorgen gewas dat op die grond staat (bijv. de bieten), en ook het onkruid. [N 15, 6; JG 1a, 1b; monogr.; add. uit A 47, 11a]
I-5
|
33782 |
schoft |
schocht:
šǫx (Q013p Uikhoven)
|
Het benige uitsteeksel dat de hals van de rug scheidt, het hoogste punt van de ruggegraat. Zie afbeelding 2.17. [JG 1a, 1b; N 8, 14, 32.1 en 32.2]
I-9
|
22371 |
schommel |
schokkel:
Sub schommelen: De sjokkelepie steit oppe kèrmis mèt zen sjokkelen: foorkramer met schommels.
sjokkel (Q013p Uikhoven)
|
[Schommel].
III-3-2
|
22372 |
schommelen |
schokkelen:
De sjokkelepie steit oppe kèrmis mèt zen sjokkelen: foorkramer met schommels.
sjokkelen (Q013p Uikhoven)
|
Schommelen.
III-3-2
|