32750 |
spade, spitschop |
schup:
šø̜p (Q013p Uikhoven)
|
Een schop met een vlak blad, dat min of meer in het verlengde van de steel geplaatst is. Deze schop wordt gebezigd voor het omspitten van de wendakkerhoeken, een lapje grond, de tuin e.d. Al naar gelang de streek en de ervaring is het blad van de spade hartvormig, trapeziumvormig of rechthoekig. Voor het tweede lid van de varianten van samenstellingen zie men het simplex schup verderop in het lemma. [N 11A, 147; N 18, 1 + 2 + 5 + 14; JG 1a + lb; L 7, 15; L 42, 40; Wi 5; Gwn 8, 2; GV, K 7; monogr.; div.]
I-1
|
23178 |
speelgoed |
speelgoed:
Sub lebendig: Dat speèlgoed is nog lang lebendig gebleven, niet stuk, niet vernield.
speèlgoed (Q013p Uikhoven),
Sub vrengewéren: De kènger vrengewéren het speelgood = vernielen, stukmaken.
speelgood (Q013p Uikhoven)
|
[Speelgoed].
III-3-2
|
22384 |
speelkaart |
kaart:
kaart (Q013p Uikhoven)
|
[Kaart].
III-3-2
|
34114 |
speen van de koe |
deem:
dēǝm (Q013p Uikhoven)
|
[N C, 12; JG 1a, 1b; A 30, 6a; L 8, 24b; L 14, 27b; L 49, 6a; monogr.]
I-11
|
20630 |
spek |
spek:
spɛk (Q013p Uikhoven, ...
Q013p Uikhoven)
|
spek [Goossens 1b (1960)]
III-2-3
|
30155 |
speklaag |
speklaag:
spɛklǭx (Q013p Uikhoven)
|
Band van natuursteen die in baksteenmetselwerk is aangebracht. Zie ook afb. 44 en het lemma 'Sierlaag'. In Q 111 noemde men een huis met speklagen een 'spekhuis' ('šp'khūs'). [N 31, 31c; monogr.]
II-9
|
22841 |
spel (alg.) |
spel:
speel (Q013p Uikhoven)
|
Spel.
III-3-2
|
18390 |
speld |
spang:
spang (Q013p Uikhoven)
|
speld
III-1-3
|
22383 |
spelen (alg.) |
spelen:
Sub "Sterke werkwoorden".
spélen (Q013p Uikhoven)
|
Spelen.
III-3-2
|
22327 |
spelletje |
spelletje:
Sub spel.
speèlsje (Q013p Uikhoven)
|
Spelletje.
III-3-2
|