17715 |
teelballen |
huiven:
uven (Q013p Uikhoven),
kloten:
kloiten (Q013p Uikhoven),
patatten:
Schertsend.
patatten (Q013p Uikhoven)
|
[N 10c (1995)]
III-1-1
|
33791 |
teellid |
schacht:
šax (Q013p Uikhoven)
|
Penis of roede. [JG 1a, 1b; N 8, 36, 37a en 37b]
I-9
|
33794 |
teelzak |
buidel:
bȳi̯.ǝl (Q013p Uikhoven)
|
[JG 1a, 1b; N 8, 36, 37a, 37b en 38]
I-9
|
31131 |
teenstuk |
stootlapje:
stwatlɛpkǝ (Q013p Uikhoven)
|
Reparatielapje onder de schoenzool, aan de teen. [N 60, 233d]
II-10
|
18483 |
teenstuk [wld ii.10, p. 60] |
stootlapje:
stoitlĕpke (Q013p Uikhoven)
|
Het lapje onder de schoenzool, aan de teen (teenstuk, stootlap, stuitstuk) [N 60 (1973)]
III-1-3
|
29957 |
tegelsnijder |
tegelmachine:
tēgǝlmǝšin (Q013p Uikhoven),
tichelknipper:
tegǝlknepǝr (Q013p Uikhoven)
|
Werktuig waarmee tegels gesneden kunnen worden. Er zijn verschillende modellen en uitvoeringen. De 'tegelsnijbeugel' bestaat uit een u-vormig gebogen metalen staaf waarbij aan één uiteinde een rubberen aandrukwiel en aan het andere een hardstalen wieltje is aangebracht. Met behulp van het snijwieltje wordt de glazuurlaag van de tegel ingekerfd. Bij de 'tegelsnijmachine' wordt het snijwieltje met behulp van een hefboom tegen de glazuurlaag van de tegel gedrukt. [N 32, 42a]
II-9
|
29958 |
tegeltang |
kniptang:
kneptaŋ (Q013p Uikhoven)
|
Tang waarmee kleine stukjes van een tegel geknipt kunnen worden. De tegeltang lijkt op een nijptang maar heeft smallere bekken en langere benen. [N 32, 42b]
II-9
|
29927 |
tegelzetter |
steenlegger:
stēnlęgǝr (Q013p Uikhoven),
tegelzetter:
tēgǝlzętǝr (Q013p Uikhoven),
vloerlegger:
vlwarleqǝr (Q013p Uikhoven)
|
Arbeider die in een bouwwerk de vloer- en muurtegels plaatst. [N 32, 41d; N 30, 3e]
II-9
|
32965 |
telen, verbouwen |
trekken:
trękǝ (Q013p Uikhoven)
|
Het voor gebruik tot ontwikkeling brengen van een gewas. Zie ook de meer specifieke lemma''s ''zaaien'' (2.1) en ''poten, planten'' in aflevering I.5. Voor twachten zie Rutten, Haspengouwsch Idioticon 239: "winnen van zaad". [N Q, 9; L 1 a-m; S 20; Wi 43; monogr.]
I-4
|
23638 |
ten offer gaan |
ten offer gaan:
ten offer goon (Q013p Uikhoven)
|
De offergang maken, ten offer gaan. [N 96B (1989)]
III-3-3
|