22332 |
valsspeler |
foetelaar:
Sub foetelen.
foetelèèr (Q013p Uikhoven)
|
[Valsspeler].
III-3-2
|
34489 |
van veren wisselen |
ruizelen:
ry.zǝlǝ (Q013p Uikhoven)
|
[N 19, 51; L 6, 20; L 42, 5; L 48, 10; A 26, 8; Lu 2, 10; Lu 4, 8; S 30; JG 1a, 1b, 2a-2, 12, 2c; monogr.]
I-12
|
22792 |
variant van krijgertje spelen: doorlopertje |
doorsnijden ketsen:
doorsni-je kĕtsje (Q013p Uikhoven)
|
Variant [van achtervolgingsspel ketsje doon], waarbij een derde tussen achtervolgde en achtervolger tracht door te lopen.
III-3-2
|
34297 |
varken |
varken:
vɛ̄.rǝkǝ (Q013p Uikhoven)
|
Bedoeld wordt een varken in het algemeen, niet geslachtelijk of naar leeftijd onderscheiden. [N 19, 1; N M, 7; N C; N C, add.; RND 46 en 84; L 8, 19; L 8, 32; L mon.; S 39; JG 1a, 1b, 2c add.; R (s]
I-12
|
34316 |
varken van acht tot twaalf weken |
scheut:
šø̄.t (Q013p Uikhoven)
|
De benamingen duiden doorgaans op een big van acht tot twaalf weken. Het gewicht van dit varken varieert van ongeveer 30 kg tot ongeveer 50 kg. [N 19, 4a; N 76, 3c; N C, 9c; JG 1a, 1b, 2c; L 37, 49b; L 37, 49e; L 3, 2b; L 1a-m; A 4, 4b; Gwn; monogr.; N C, add.; N 19, Q 111 add.]
I-12
|
34363 |
varkens mesten |
masten:
masten (Q013p Uikhoven)
|
Het vetmesten van varkens totdat ze geschikt zijn voor export of slacht. [N 76, 37c; JG 1b, 1c, 2c; monogr.]
I-12
|
20646 |
varkensvet |
gesmolten vet:
gəsmoͅltə veͅt (Q013p Uikhoven)
|
gesmolten vet [Goossens 1b (1960)]
III-2-3
|
18427 |
vaste boord |
bandje:
bĕnsje (Q013p Uikhoven, ...
Q013p Uikhoven)
|
boord [halsboord] || halsboord
III-1-3
|
23579 |
vaste misgezangen |
latijnse zang:
latiense zank (Q013p Uikhoven)
|
De vaste misgezangen [Kyrie, Gloria, Credo, Sanctus, Agnus Dei]. [N 96B (1989)]
III-3-3
|
34272 |
vaste uitwerpselen |
keutelen:
køǝ.tǝlǝ (Q013p Uikhoven)
|
Vaste uitwerpselen van vee. [JG 1a, 1b; A 9, 24e; A 9, 28c; monogr.]
I-11
|