24123 |
boerenzwaluw, zwaluw |
zwalber:
zwalber (Q013p Uikhoven)
|
zwaluw
III-4-1
|
17633 |
boezem |
kelk:
kèlk (Q013p Uikhoven)
|
boezem, ruimte tussen de borsten [N 10c (1995)]
III-1-1
|
23164 |
bokstaan bij haasje-over |
bokje staan:
Sub bok.
bökske stoon (Q013p Uikhoven)
|
Op gevouwen handen van een ander staan om ergens op te klimmen.
III-3-2
|
23309 |
bonnet |
bonnet (<oudfr.):
bonnet (Q013p Uikhoven)
|
De bonnet van de priester. [N 96B (1989)]
III-3-3
|
22552 |
boog |
boog:
bǭx (Q013p Uikhoven)
|
Gebogen holronde overdekking van een muuropening. Bogen worden vooral toegepast bij overspanningen die groter zijn dan 1 meter of bij zware belasting. Zie ook afb. 52. Met het woordtype 'segmentboog' wordt een boog in de vorm van een cirkelsegment aangeduid. De woordtypen 'strekboog', 'strek' en 'scheitrechte boog' worden gebruikt voor een boog met een horizontale welflijn. In L 290 en L 291 werd een halfronde boog zonder ramen vaak als ontluchting in de gevels van schuren of stallen aangebracht. Men noemde dit: 'een halve maan' ('ǝn halǝf mǭn'). In Q 121 werd in het midden van de boog dikwijls een ornament of kijlvormige gevelsteen geplaatst. Zie ook het lemma 'Sluitsteen'. [N 32, 16a; N 32, 17a; N 4A, 40a; monogr.]
II-9
|
24472 |
boom (alg.) |
boom:
boum (Q013p Uikhoven)
|
boom
III-4-3
|
33280 |
boon, algemeen |
boon:
boin (Q013p Uikhoven),
buǝn (Q013p Uikhoven)
|
boon || Phaseolus L. Zoals bij de erwt gaat ook hier het lemma met de algemene benaming vooraf aan de namen van specifieke soorten. Enkelvouden en meervouden zijn apart gehouden. [JG 1a, 1b, 1c; L 1, a-m; L 1u, 21; L 8, 84; L 22, 3a; S 4; Wi 14; monogr.; add. uit N P, 23]
I-5, I-7
|
26141 |
borst |
borst:
bǫrs (Q013p Uikhoven)
|
Zie afbeelding 2.19. [JG, 1b; N 8, 32.2]
I-9
|
30171 |
borstelwerk |
borstelwerk:
bø̄rstǝlwęrǝk (Q013p Uikhoven)
|
Wijze van voegen waarbij het oppervlak van de voeg een ruwe structuur vertoont. De voeg wordt daartoe eerst met mortel meer dan volgezet, vervolgens met de zijkant van de voegspijker gelijk met de voorkant van de steen afgestreken en tot slot met een borstel afgeborsteld. Voegen die op deze wijze waren gemaakt werden in Q 83 'Hollandse voegen' genoemd. Ze waren volgens de zegsman slecht van kwaliteit. [N 32, 34c; monogr.]
II-9
|
17631 |
borsten |
melkerij:
mèlkeri-j (Q013p Uikhoven),
memmen:
mĕmmen (Q013p Uikhoven),
tetten:
tètten (Q013p Uikhoven)
|
borsten van de vrouw [mamme, memme, tette, tiete] [N 10c (1995)]
III-1-1
|