34156 |
droogstaan |
droogstaan:
(de koe) stø̜u̯ dryǝx (Q013p Uikhoven)
|
Geen melk meer geven. [N 3A, 72b; JG 1a, 1b]
I-11
|
19274 |
drukte, gedoe |
ambras:
ambras (Q013p Uikhoven)
|
herrrie, drukte
III-1-4
|
22021 |
duif (alg.) |
duif:
doef (Q013p Uikhoven),
Pl. [du.ve]
duf (Q013p Uikhoven)
|
Duif. [Goossens 1b (1960)]
III-3-2
|
24139 |
duif, algemeen |
duif:
doef (Q013p Uikhoven)
|
duif
III-4-1
|
17666 |
duim |
scharnier:
šarnē̜r (Q013p Uikhoven),
tordel:
tø̄ldǝr (Q013p Uikhoven)
|
Zie kaart. De in het muurgesteente aangebrachte ijzeren haak voor raam- of deurhengsels. Zie ook afb. 56. In en rond L 289 werd de term her gebruikt voor het metalen scharnierstuk dat aan de deurpost was bevestigd. Het scharnierstuk dat aan de deur vastzat en paste in de her werd 'geheng' ('gǝheŋ') genoemd. Zie voor het woordtype 'toren' ook RhWb viii, k. 1481-1482 s.v. 'Turen': ø̄Türangel, der Stift, um den sich die Tür dreht; auch jener in die Wand geschlagene Eisenhakenø̄, en voor het woordtype 'tordel' ook Limburgs Idioticon, pag. 252, s.v. 'teulder', den, ø̄har, lat. cardo. Geh. Maeskant.ø̄ [N 32, 13a; N 54, 81b-81e; monogr.]
II-9
|
21971 |
duiven inzetten |
inzetten:
Sub zetten.
doeven inzètten (Q013p Uikhoven)
|
[Duiven inzetten] voor een prijsvlucht.
III-3-2
|
22280 |
duiven ringen |
ringen:
Een doef ringen.
ringen (Q013p Uikhoven)
|
Ringen.
III-3-2
|
21965 |
duivenhok |
duivenkot:
du.vəkòt (Q013p Uikhoven),
duvǝkǫt (Q013p Uikhoven),
dǫu̯vǝkǫt (Q013p Uikhoven),
duivenspijkerd:
Sub duif. Du. Speicher.
doevenspiekert (Q013p Uikhoven),
Sub spiekert.
doevenspiekert (Q013p Uikhoven),
spijkerd:
Du. Speichert.
spiekert (Q013p Uikhoven)
|
Duivenhok. [Goossens 1b (1960)] || Soms vindt men in de nok van de zolder een afgeschotte ruimte voor de duiven, die door een gat in de gevel of in het dak in en uit kunnen vliegen. Hier staan de benamingen voor het duivenhok, ongeacht de vorm van dat hok, bijeen. De termen slag en spijker in dit lemma hebben betrekking op de duivenkooi als geheel. Zie ook het lemma "duivenslag" (3.4.8). In kaart 51 zijn voor Belgisch Limburg alleen de mondeling verzamelde gegevens in kaart gebracht. Zie afbeelding 17. [JG 1a, 1b, 1c, 2c; A 10, 9k; L 8, 9a; L 38, 31; S 37; monogr. add. uit N 5A, 58c "til" en JG 2c; A 28, 14c "spijker]
I-6, III-3-2
|
22014 |
duivenmand |
duivenkorf:
dūvǝkø̜rǝf (Q013p Uikhoven)
|
Een rechthoekige mand met deksel waarin duiven worden vervoerd. Zie ook afb. 283. [N 20, 50; N 40, 78; N 40, 95; N 40, 102; monogr.]
II-12
|
21970 |
duivenmelker |
duivenpiet:
Sub duif.
doevenpit (Q013p Uikhoven)
|
Duivenmelker.
III-3-2
|