e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Uikhoven

Overzicht

Gevonden: 1949
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
klepbroek broek met een valdeur: brook mèt een valdeur (Uikhoven) klepbroek: kinderbroek, die langs achteren sluit met een klep III-1-3
klepel klepel: klepel (Uikhoven) De klepel van een klok [bengel?]. [N 96A (1989)] III-3-3
kleppen trumpen: trumpen (Uikhoven) Vóór de kerkdienst de kleinste klok luiden met korte slagen, anders gezegd: korte slagen geven met de kleinste klok [trumpe, kleppe, pimpe?]. [N 96A (1989)] III-3-3
kleppers klippeklappen: klippeklap (Uikhoven) Speeltuig voor jongens, die twee plankjes tussen hun vingers doen klepperen. III-3-2
kletsen baren binden: Sub baar: een baar mèlk, aarden teil, kegelvormig, met tuit, bruin of wit.  baren bèngen (Uikhoven) Babbelen. III-3-1
kletsoor klatsoor: kladjžuø̜r (Uikhoven) Dun eindje touw of leer aan het uiteinde van het snoer van de zweep dat bij het slaan een knallend geluid maakt. [JG 1a, 1b, 1c, 2c; N 13, 95c; L B2, 245; L 8, 142; R 14] I-10
kleurx kleur: kleur (Uikhoven) kleur [DC 42B (1967)] III-4-4
klezoor kwartje: kwārtšǝ (Uikhoven) Het vierde deel van een metselsteen. Een klezoor kan door de metselaar worden gemaakt door met de troffel een deel van een metselsteen af te slaan. Daarnaast worden klezoren ook in het juiste formaat door steenfabrieken vervaardigd. Ze dienen tot het verkrijgen van een deugdelijk metselverband. [N 31, 19c; monogr.] II-8
kliefhout kliefmes: klēfmɛts (Uikhoven) Het houtje of ijzertje waarmee men wissen klieft. Zie ook afb. 265. [N 40, 86; monogr.] II-12
klink wip: wep (Uikhoven) Plaats op de steiger waar een uiteinde van één van de steigerplanken niet voldoende is ondersteund. Daardoor ontstaat het gevaar dat de plank opwipt wanneer men erover loopt. [N 32, 4; monogr.] II-9