22458 |
mei |
mei:
Es t kapwerk op t nów hoes steit, steken de werklu-j ene mei drop, ze goon meien.
mei (Q013p Uikhoven)
|
2. Mei: Feest bij t beëindigen van de ruwbouw.
III-3-2
|
24582 |
meidoorn |
heggenstok:
hègkestok (Q013p Uikhoven)
|
haagdoorn
III-4-3
|
24331 |
meikever |
mulder:
met witte schilden
mölder (Q013p Uikhoven)
|
meikever
III-4-2
|
20309 |
meisje |
wicht:
wèch (Q013p Uikhoven)
|
meisje
III-2-2
|
18583 |
meisjesondergoed |
ondergoed voor meidjes:
ongergood veur meedsjes (Q013p Uikhoven)
|
Ondergoed voor meisjes. [DC 62 (1987)]
III-1-3
|
34237 |
melk |
melk:
mɛ.lǝk (Q013p Uikhoven),
mɛlk (Q013p Uikhoven)
|
De hoofdzakelijk uit water, eiwit, vet en melksuiker bestaande witte vloeistof die door het vrouwelijk rund wordt afgescheiden. Op de kaart is het woordtype melk niet opgenomen. [A3, 3; A 11, 1c; A 17, 17; A 7, 14; RND 40; RND 127; S 23; JG 1a, 1b, 2c; L 1a-m; L 4, 3; L 29, 5; NE 3, V 6n; Vld.; Gwn 10, 1; monogr.]
I-11
|
34246 |
melkafromer |
afromer:
ā.frøu̯mǝr (Q013p Uikhoven)
|
De afromer scheidt de roomlaag van de melk. Dit scheiden kan gebeuren door een grote schuimspaan of een houten lepel te gebruiken. Met een houten latje kan men room tegenhouden, terwijl de ontroomde melk door de tuit van de in schuine stand gehouden plateel of teil vloeit. Men kan de room eenvoudig met een vinger wegdoen of men kan die wegblazen. Moderner is de scheiding van room en melk met een melkmachine of centrifuge. [N 12, 57 en 58; JG 1a, 1b; A 23, 3; monogr.]
I-11
|
24808 |
melkdistel |
dauwdistel:
doedistel (Q013p Uikhoven, ...
Q013p Uikhoven)
|
melkdistel
I-7, III-4-3
|
34226 |
melken |
melken:
mɛ.lǝkǝ (Q013p Uikhoven)
|
Melk uit de uiers van de koe drukken. Zie afbeelding 9. [L 38, 44; JG 1a, 1b; Wi 26; Vld.; monogr.]
I-11
|
33778 |
melkgebit |
veulenstanden:
vø̄.lǝstan (Q013p Uikhoven)
|
Tot twee en een half à drie jaar hebben de paarden een melkgebit of veulenstanden. De twee middelste snijtanden komen door in de eerste levensweek van het veulen (soms zijn ze bij de geboorte al aanwezig), binnen een maand of zes weken gevolgd door de snijtanden ernaast. De twee laatste snijtanden volgen tussen de zes en negen maanden, waarna het melkgebit compleet is. De veulenstanden zijn wit van kleur in tegenstelling tot het wat gelige vast gebit en lopen naar de basis toe in een punt uit. [JG 1a, 1b; N 8, 18a]
I-9
|