e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Ulbeek

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
peulerwten met de schaal te eten: meͅtə sxuələn teətə (Ulbeek) [Goossens 1b (1960)] I-7
piekeren dromen: hiəj zuət duə altət tə drø̄mə (Ulbeek), prakkiseren: prakkezeere (Ulbeek), speculeren: spikkeleere (Ulbeek) hij zat daar altijd te mijmeren (onder "mijmeren"verstaan we hier: over zijn zorgen zitten te denken, te piekeren, te prakkezeren) [ZND 39 (1942)] III-1-4
pijn pijn: pijn (Ulbeek) pijn: De handen van dat kleine kindje doen zeer [ZND 44 (1946)] III-1-2
pijpensteel roer: roer (Ulbeek) Pijpensteel. Het dunne buisvormige deel van een pijp. [ZND 41 (1943)] III-2-3
pikbinder zichtmachine: zī.x[machine] (Ulbeek) Machine die niet alleen maait, maar het koren ook tot schoven samenbindt. Zie afbeelding 6. Voor de fonetische documentatie van het woorddeel [machine] zie het lemma ''maaimachine'' (3.2.18) in aflevering I.3. Kaart 36 is een woordkaart gebaseerd op het materiaal uit dit lemma; kaart 37 is een betekeniskaart, gebaseerd op het materiaal uit dit lemma èn het lemma ''graanmaaimachine'' (4.5.2) en toont waar men met de termen zicht- en pikmachine ofwel de enkelvoudige maaimachine ofwel de combinatiemachine, pikbinder, aanduidt.' [N J, 4a; JG 1a, 1b; monogr.] I-4
pimpelmees keeskeit met lange staart: kiejsket met lange stat (Ulbeek), korenmus: kowenməs (Ulbeek) pimpelmees [ZND 43 (1943)] III-4-1
pinksteren pinksten: peenkse (Ulbeek) Hoe heet de 50e dag na Pasen: Pinksteren of Sinksen? [ZND 40 (1942)] III-3-3
pinstokken (voor de slee) pikken: pikke (Ulbeek) Hoe heten de stokken waarmee een kleine ijsslede wordt voortgeduwd? [ZND 40 (1942)] III-3-2
pioen stokroos: -  stokroos (Ulbeek), ook ZND 1 (a-m) en ZND 1u, 007  stokroos (Ulbeek) Ook mat. van ZND 15 (1930), 018 opgenomen [ZND 05 (1924)] || Pioen (Paeonia officinalis L.) I-7, III-2-1
pissebed wild varken: oniscus asellus/oniscus murarius (=ZND 18)  wield verken (Ulbeek) pissebed, keldermot [GV K (1935)] III-4-2