33633 |
puthaak |
putstaak:
peͅtstāk (P121p Ulbeek),
pɛtstāk (P121p Ulbeek),
staak:
stāk (P121p Ulbeek)
|
[ZND 32 (1939)]
I-7
|
33623 |
putzwengel |
putsikse:
pɛtseksə (P121p Ulbeek),
wip:
wep (P121p Ulbeek)
|
[ZND 32 (1939)]
I-7
|
33272 |
raapzaadolie |
raapsmout:
rǫpsmā.t (P121p Ulbeek)
|
De olie die uit raapzaad wordt geslagen. Zie de toelichting bij het lemma Koolzaadolie. Bomolie is de olie die uit de eerste slagen van de molen wordt verkregen; ze is van goede kwalitetit en wordt als slaolie gebruikt. Bij de typen lijzend, lijzendsmout en lijzentesmout is uitdrukkelijk opgemerkt dat het om raapolie gaat. Bij de opgave raapzaad is uitdrukkelijk opgemerkt dat het om olie gaat. [JG 1a, 1b; monogr.]
I-5
|
19057 |
raar, vreemd |
aardig:
ook materiaal znd 19a, 003
oadig (P121p Ulbeek)
|
zonderling, vreemd [ZND 01 (1922)]
III-1-4
|
33577 |
radijs |
radijsje:
radeske (P121p Ulbeek)
|
[ZND 41 (1943)]
I-7
|
32189 |
radmaker |
ramaker:
rāmeǝkǝr (P121p Ulbeek),
rǭmǭkǝr (P121p Ulbeek)
|
Vakman die gespecialiseerd is in het maken van houten wielen voor karren en wagens. Reparaties aan de houten wielen konden niet alleen door de wagenmaker, maar ook door de timmerman/schrijnwerker worden uitgevoerd. Zegslieden uit de volgende plaatsen gaven dit antwoord: Paal (K 357), Neerpelt (L 312), Overpelt (L 314), Kaulille (L 316), Neeroeteren (L 368), Maaseik (L 372), Opoeteren (L 415), Meldert (P 45), Duras (P 115), Ulbeek (P 121), Hoepertingen (P 188), Waasmont (P 211), Veldwezelt (Q 91), ɛs-Herenelderen (Q 168). De metalen onderdelen voor de kar- en wagenwielen, zoals de wielbanden en de asbus werden vaak door de lokale smid geleverd. Hij voerde daar ook reparaties aan uit. Dit laatste was volgens informatie van de zegslieden het geval in Heppen (K 316), Beringen (K 358), Neerpelt (L 312), Bocholt (L 317), Gruitrode (L 366), Neerglabbeek (L 367), Ulbeek (P 121), Sint-Truiden (P 176), Hasselt (Q 2), Genk (Q 3) en Neerharen (Q 96c). Zie verder ook de paragraaf over de vaktaal van de karsmid in wld II.11, pag. 128-139.' [N G, 1b; N G, 2; L 34, 18; monogr.]
II-12
|
18167 |
rafel |
kettel:
eerste e is scherp
kettəls (P121p Ulbeek)
|
Rafels. Hoe noemt men de rafels die afhangen aan zeer versleten kleren ? [ZND 41 (1943)]
III-1-3
|
21164 |
rails |
rails (<eng.):
rels (P121p Ulbeek)
|
rails [ZND 41 (1943)]
III-3-1
|
19977 |
rammelaar |
mannetje:
mɛnəkə (P121p Ulbeek),
rijder:
rēͅər (P121p Ulbeek)
|
rammelaar, mannetje konijn [Goossens 1b (1960)]
III-2-1
|
33578 |
rammenas |
rammenas:
rammenas (P121p Ulbeek)
|
[ZND 41 (1943)]
I-7
|