e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Ulbeek

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
treiteren het hart uithalen: t hat outhaole (Ulbeek), plagen: iemant ploage (Ulbeek), imant ploage (Ulbeek), immand ploagen (Ulbeek), plaogen (Ulbeek) Hoe zegt men "iemand plagen, tergen, kreten"? [ZND 36 (1941)] || Iemand kwellen, plagen (geef gelijkbetekenende woorden op). [ZND 29 (1938)] III-1-4
trek, eetlust goesting om te eten: goesting om te ièten (Ulbeek) hij heeft geen eetlust meer [ZND 34 (1940)] III-2-3
trekhaken, -ogen ogen: ˙ǫu̯gǝ (Ulbeek), sporen: spōǝrǝ (Ulbeek) IJzeren haken of ogen die aan de voorkant van het haam aan de haamijzers of treiten bevestigd zijn, op elke haamspaan een. Aan die haken of ogen worden de strengen bevestigd waarmee het paard trekt. Er zijn hamen met ogen, dan hebben de strengen aan het uiteinde haken, heeft het haam daarentegen haken, dan zijn de strengen aan het uiteinde van ogen voorzien. [JG 1a, 1b, 2b; N 13, 6a en 6b; N 36, 12] I-10
trekharmonica harmonica: armonika (Ulbeek), harmonika (Ulbeek), monica: maunika (Ulbeek), trekorgel: trekoeurgel (Ulbeek) Hoe heet het populaire muziekinstrument, dat uit een vierkante blaasbalg bestaat, die met beide handen wordt ineengedrukt of uitgetrokken, terwijl de vingers toesten neerdrukken? [ZND 26 (1937)] III-3-2
trekzaag, boomzaag boomzeeg: bōmzēx (Ulbeek) Zaag met een blad van 1.5 tot 2 meter lengte. De twee handvatten van de zaag liggen in het verlengde van het zaagblad en steken daar 30 √† 40 cm boven uit. De trekzaag dient om bomen en ruw hout door te zagen. Ze wordt bediend door twee personen. Zie ook afb. 2. De trekzaag wordt behalve door de houtzager ook door andere houtbewerkende beroepen gebruikt. De kuiper zaagt er stukken boomstam mee die ongeveer de lengte van een duig hebben en de klompenmaker de zgn. bollen, stukken boomstam in de lengte van een klomp. [N E, 7; N 18, 128; N 47, 14; N 50, 11a + 17a; N 75, 116a; L 36, 49; Bakeman 8; monogr.] II-12
treuzelaar dromer: da is ’n drömer (Ulbeek), zebedeus: da is ’ne suppedejis (Ulbeek) Die jongen kan treuzelen (hij doet alles langzaam en verdroomt zijn tijd; geef de gemeenzame dialectwoorden en uitdrukkingen aan om dit uit te drukken). [ZND 37 (1941)] III-1-4
treuzelen sammelen: hekə zit duə tə samələ (Ulbeek), tammelen: hiej zit do te tammele (Ulbeek) wat zegt ge van iem. die zeer langzaam werkt ? Hij zit daar te ... (sammelen, teuten, nisselen, enz.) [ZND 42 (1943)] III-1-4
troef troef: troef (Ulbeek) Troef: Harten is troef (kaartspel). [ZND 42 (1943)] III-3-2
trommelzucht opgelopen (volt. deelw.): ǫpgǝlōpǝn (Ulbeek) Een sterke gasophoping in de pens bij koeien vooral veroorzaakt dor het eten van nat of bedauwd gras en klaver. Deze trommelzucht belet, door druk op de longen, de ademhaling en leidt tot hevige benauwdheid die de dieren kan doen stikken (Berns 1983, blz. 129). Zie ook het lemma ''trommelzucht'', ''meteorisme'' in wbd I.3, blz. 468-471. [N 3A, 90; L 23, 1c; A 48A, 6; N C add.; monogr.] I-11
tros vruchten koppel: koebəl (Ulbeek), tros: troeōs (Ulbeek) tros [ZND 32 (1939)] I-7