30317 |
vensterbank |
vensterplaat:
venstǝrplǭt (P121p Ulbeek, ...
P121p Ulbeek)
|
Min of meer breed houten of stenen dekstuk aan de binnenzijde van een raam op hoogte van de onderdorpel. Zie ook afb. 57b. Een stenen vensterbank werd in P 48 van 'arduin' ('ardø̜̄n'), in K 314 van 'arduinsteen' ('ardoanstiǝn'), in L 366 van naamse steen en in K 317 van 'marmer' ('męlǝbǝr') vervaardigd. [N 55, 44b; S 39; L 8, 37b; L 31, 12b; L B1, 168; A 46, 10c; monogr.]
II-9
|
30332 |
vensterluiken |
blaffeturen:
plafǝtȳǝr (P121p Ulbeek),
houten vensters:
hǫwtǝ venstǝrs (P121p Ulbeek)
|
Zie kaarten. De houten panelen die draaiend aan de buitenkant van het huis aan beide zijden van het raam zijn aangebracht. Er bestaan ook losse vensterluiken die 's avonds voor het raam worden geplaatst en 's morgens weer verwijderd worden. Zie voor het woordtype 'vensters' ook Van Keirsbilck I pag. 466 s.v. 'venster': ø̄Ook dikwijls gebruikt in den zin van een beweeglijk luik vóór een venster, aan den buitenkant.ø̄ [N 55, 65a; A 23, 18a; A 46, 11a; L 1 a-m; L 32, 75b; L 1u, 17; L B1, 155; L A2, 409; rnd 49 add.; monogr.; Vld.]
II-9
|
17914 |
verbergen |
verbergen:
verbergen (P121p Ulbeek),
vortsteken:
voe-oet stie-je-ken (P121p Ulbeek),
wegsteken:
Volt.Deelw.
weggestoeəke (P121p Ulbeek),
wegstoppen:
wegstoppe (P121p Ulbeek)
|
verbergen [ZND 25 (1937)]
III-1-2
|
30735 |
verflaag |
laag verf:
lǭx ˲vɛrǝf (P121p Ulbeek)
|
Zie kaart. Uitgestreken hoeveelheid verf. [N 67, 77a; L 29, 28b; monogr.]
II-9
|
17924 |
verfrommelen |
verfrongelen:
verfrunkelen (P121p Ulbeek),
verkronkelen:
verkrunkelen (P121p Ulbeek),
verrazen:
vəro.zə (P121p Ulbeek)
|
(papier) frommelen, verfrommelen [ZND 35 (1941)]
III-1-2
|
24614 |
vergeet-mij-nietje |
vergeet-me-nietje:
vergeetmenietsje (P121p Ulbeek)
|
vergeet-mij-nietje [ZND 40 (1942)]
III-4-3
|
19597 |
vergiet |
zij:
zei-j (P121p Ulbeek)
|
vergiet, doorslag [ZND 45 (1946)]
III-2-1
|
18002 |
verkleumd |
blauw:
bloo (P121p Ulbeek),
versteven:
versteəven (P121p Ulbeek),
verstijfd:
Hije was bekans bevroren
verstijfd (P121p Ulbeek)
|
hij was gans verkleumd van de kou [ZND 28 (1938)]
III-1-2
|
18074 |
verkouden |
ik heb een verkoudheid opgelopen of ik heb een kou te pakken. worden er ook uitdrukkingen gebruikt waarin verkouden of verkoudheid ontbreekt, als b.v. ik heb he:
ich b`n verkaat (P121p Ulbeek),
Neusvalling.
ich b`n versneuft (P121p Ulbeek),
verkoud:
ich ben verkaad (P121p Ulbeek),
ich ben verkaat (P121p Ulbeek),
ich bən verkaat (P121p Ulbeek)
|
ik ben verkouden [ZND 34 (1940)] || Verkoudheid. Op welke wijze wordt dit gewoonlijk uitgedrukt? B.v. Ik ben verkouden [Lk 05 (1955)]
III-1-2
|
18080 |
verkoudheid |
kou:
dje zuult inne kaa pakken (P121p Ulbeek),
dji-e zûlt kâ krijgen (P121p Ulbeek),
djie zult ne kaa poakken (P121p Ulbeek),
ich hep inne kaa op de bo-os (P121p Ulbeek),
ik heb eene ka op de bo...s (P121p Ulbeek)
|
ge zult een kou vatten [ZND 34 (1940)] || Ik heb een kou op de borst. [ZND 22 (1936)]
III-1-2
|