e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Ulbeek

Overzicht

Gevonden: 1870
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
druilerig en koud weer vochtig (weer): voogtig (Ulbeek), voogtig wer (Ulbeek) kil [ZND 27 (1938)] || kil weer [ZND 27 (1938)] III-4-4
druiventros druiventros: druiventros (Ulbeek, ... ), koebel: koebel (Ulbeek, ... ) [ZND 01 (1922)] [ZND 33 (1940)] I-7
druppel drup: drep (Ulbeek, ... ) druppel (water) [ZND 01 (1922)], [ZND 23 (1937)] III-4-4
druppen, druppelen kruipen: krôûpen (Ulbeek), ps. boven de u staat nog een ~; deze combinatieletter is niet te maken/om te spellen.  kro͂upen (Ulbeek) druppen (door het dak druipen, regenen) [ZND 23 (1937)] || druppen (door het dak regenen) [ZND 01 (1922)] III-4-4
duif (alg.) duif: douven hâ-ge ... (Ulbeek), duiəvən haəge ... (Ulbeek), Pl. [deu:ve]  dø͂ͅf (Ulbeek) Duif. [Goossens 1b (1960)] || Duivenhouden is een ... (iest dat gedaan wordt om de tijd te korten). [ZND 28 (1938)] III-3-2
duiken duikelen: duikelen (Ulbeek), duiken: in hèt wetter douken (Ulbeek) In het water duiken. [ZND 33 (1940)] III-3-2
duivenhok duivenkot: `t douvekot (Ulbeek), dø̜̄vǝkǫt (Ulbeek), dø͂ͅvəkòt (Ulbeek), dǫu̯vǝkǫt (Ulbeek), het duivekot (Ulbeek) Duivenhok. [Goossens 1b (1960)] || Hoe heten de standplaatsen van de verschillende huisdieren, namelijk het duivenhok? [ZND 38 (1942)] || Soms vindt men in de nok van de zolder een afgeschotte ruimte voor de duiven, die door een gat in de gevel of in het dak in en uit kunnen vliegen. Hier staan de benamingen voor het duivenhok, ongeacht de vorm van dat hok, bijeen. De termen slag en spijker in dit lemma hebben betrekking op de duivenkooi als geheel. Zie ook het lemma "duivenslag" (3.4.8). In kaart 51 zijn voor Belgisch Limburg alleen de mondeling verzamelde gegevens in kaart gebracht. Zie afbeelding 17. [JG 1a, 1b, 1c, 2c; A 10, 9k; L 8, 9a; L 38, 31; S 37; monogr. add. uit N 5A, 58c "til" en JG 2c; A 28, 14c "spijker] I-6, III-3-2
duivenslag kijker: kē.kər (Ulbeek), kē̜ ̞kǝr (Ulbeek) Duivenslag. [Goossens 1b (1960)] || Het platform op het dak of tegen de gevel vóór de toegang tot het duivenhok, waarop de duiven aanvliegen en neerstrijken. Doorgaans is het platform niet meer dan een plank, soms heeft het de vorm van een huisje met een dak. In een enkel geval is de betekenis van de opgegeven term beperkt tot het (getraliede) valdeurtje dat men kan verstellen voor in- en uitvliegen; deze gevallen zijn telkens in het lemma vermeld. In kaart 52 zijn voor Belgisch Limburg alleen de mondeling verzamelde gegevens in kaart gebracht. Zie ook afbeelding 17 bij het lemma "duivenhok" (3.4.7). [JG 1a, 1b, 2c; L 8, 9b; monogr.] I-6, III-3-2
duivin, vrouwelijke duif duivin: devin (Ulbeek) duif, wijfje [ZND 39 (1942)] III-4-1
duizelig draaiachtig: drè-è-tig (Ulbeek), verduisterd: verduisterd (Ulbeek), zat: zou-wet (Ulbeek) hoe is of wordt iemand die bang is op een hoogte (met een zinnetje antwoorden) ? [ZND 23 (1937)] || hoe is of wordt iemand die een harde slag op het hoofd heeft gekregen (met een zinnetje antwoorden) ? [ZND 23 (1937)] || hoe is of wordt iemand die lang heeft rondgedraaid (met een zinnetje antwoorden) ? [ZND 23 (1937)] III-1-2